- 45 -
21 juni 1984
Heer EBBERS: Dan had u dat ook niet schriftelijk moeten toezeggen.
VOORZITTER: Als ik denk aan wat er allemaal schriftelijk is toegezegd,
mijnheer Ebbers, over brandweerauto's bijvoorbeeld.
Ik neem van de opmerkingen op dit moment nota, en stel voor tot stemming
over te gaan over II. Met aantekeningen die daarop gemaakt zijn door D 66
de heer Visser en de VVD constateer ik dat dat voorstel is aangenomen.
Heer VISSER: Wat III. betreft wil ik het wel eens zijn met uw eerste punt,
het verminderen van het aantal leden van de welstandscommissie met een
lid-deskundige, ik wil meegaan met het derde punt, handhaving van de
zoneverordening hinderwet, ik ben helemaal niet voor het in de ijskast
zetten van het milieubeleidsplan. Als ten aanzien van het laatste punt,
afwijzing van het voorstel van J. Visser inzake het schoolzwemmen, mevr.
Blommers zegt dat het een wild plan is, waar nooit over gesproken is en
dat ik maar wat beweer, dan daag ik u toch eens uit om over het school
zwemmen inderdaad eens inhoudelijk te gaan diskussiëren want dat is nog
nooit gebeurd in welke commissie dan ook. Ik handhaaf dus mijn voorstel
inzake het schoolzwemmen.
Heer KRIJGER: Goed lezen, mijnheer Visser, u heeft de stukken gekregen.
VOORZITTER: Over het voorstel Visser wil ik dan nu als voorstel even
duidelijkheid hebben. Wie ondersteunt het voorstel Visser over het
schoolzwemmen? Dat is alleen de heer Visser zelf.
Over punt III. met de aantekeningen die daarover door de heer Visser en
de heer Pothuizen zijn gemaakt, kan ik constateren dat verder de
overgrote meerderheid van deze raad het daarmee eens is.
Dan constateer ik dat deze raad toch aan besluitvorming is toegekomen, dat
dat tegelijkertijd weer een opdracht voor het college inhoudt.
Voorstel tot het opzeggen van een overeenkomst inzake de bijdrage van
Soest in de kosten van onderhoud en toezicht op de Eem en daarbij behorende
werken
Heer VAN GELDER: Ik begrijp niet dat u dat voorstel niet geamendeerd heeft,
daar is over gesproken in a.b.z. en toen hebben wij daar zeer kritische
kanttekeningen bij geplaatst. Er is toen gezegd: u moet dit ook zo zien, dat
we eerst een overlegfase in zullen gaan. Ik vind het dan logisch dat u of
een nieuw voorstel brengt om dat overleg in te gaan, of het voorstel aan
houdt. Ik zou dus eigenlijk willen voorstellen om op grond van de diskussie
in a.b.z. het voorstel aan te houden.
VOORZITTER: Ik denk toch dat hier gesproken kan worden van een gelijklui
dende mening van het college en van u. Het is de bedoeling dat dit het