- 8 -
28 juni 1984
Heer VAN DEN BRAKEL: Mijnheer de voorzitter, wij hebben nu een standplaatsen-
beleid in het leven geroepen, ik weet alleen niet of het volgens de wet
mogelijk is om dit toe te passen. Het is mij namelijk bekend dat als iemand
een standplaats aanvraagt, die alleen maar geweigerd kan worden op grond van
verkeersonveiligheid of overlast ter plekke. Nu kunnen we het college wel
een tien met een griffel geven, en ik kan best met de winkeliers meevoelen
dat het niet leuk is om een concurrent voor de deur te krijgen, maar we
hebben als gemeente niet alleen met de winkeliers te maken, we hebben ook met
de consument te maken. Het kan voor een groot deel van de Soester bevolking
gunstig zijn als deze mensen concurreren. Ik ben er ook van overtuigd dat
een winkelier veel meer kosten heeft, maar het is nu eenmaal bij de wet niet
verboden om op een standplaats iets te verkopen. We kunnen nu wel zeggen dat
we het fijn geregeld hebben, maar ik geloof dat we in de praktijk een scheve
schaats zullen rijden.
VOORZITTER: U geeft ons dus het voordeel van de twijfel, ik denk dat degene
die dat dan maar moet beoordelen, de rechter is.
Heer VAN DEN BRAKEL: In de regel dienen ze een beroepschrift in tegen een
besluit van de raad, we hebben dat al meer meegemaakt en dan moeten we het
toestaan. In de praktijk werkt het gewoon niet. Ten aanzien van de kosten
vind ik dat we dat ook niet moeten overtrekken want dan gaat het meer op
een belasting lijken in plaats van het in overeenstemming brengen van de
baten en de kosten.
Wethouder PLOMP: Voorzitter, de heer Van den Brakel zegt dat het in de
praktijk niet werkt. Het is zo, dat wat in de praktijk werkte, namelijk die
17 plaatsen, nu gewoon weer terug komen in het stuk. Ik denk dus dat de
praktijk die al werkte nu gewoon bevestigd is door dit stuk want het zijn
dezelfde plaatsen. Overigens voorzitter, denk ik, dat hoe dan ook geen
beleid voor de eeuwigheid gemaakt wordt, we moeten voortdurend in de gaten
houden of we op de goede weg zijn en dat we na verloop van tijd nog eens
evalueren.
Heer EBBERS: Voorzitter, als dit de 17 plaatsen zijn die er al zijn en het
dus in feite een legalisering is van wat er al stond, dan moet ik wel
opmerken dat er in Soesterberg in plaats van 3 al 4 stonden.
Wethouder PLOMP: Ik denk dat de heer Ebbers daar wel gelijk in heeft alleen
hebben wij hier gelegaliseerd wat op gemeentegronden gebeurt. Als er op parti
kuliere grond in Soesterberg iemand stond, dan zou dat die vierde geweest
kunnen zijn, dat kan ik niet tegenspreken.
Heer EBBERS: Is het trottoir partikulier, of is het van de gemeente0