- 5 - 20 september 1984 in ons achterhoofd het totaalbedrag van deze investeringen dat niet mag worden overschreden, bekijken. Van een vaststelling van een voorlopig programma in deze zin, dat we later gebonden zouden zijn op grond van deze vaststelling,kan natuurlijk geen sprake zijn. Dat zou in strijd zijn met ons uitgangspunt dat we elk voorstel op zijn eigen merites en urgentie willen beoordelen. Een beoordeling, die niet kan plaatsvinden op grond van een lijst met investeringsbedragen en jaarlijkse lasten, maar uitsluitend aan de hand van concrete voorstellen, die betrekking hebben op dat bepaalde punt en die gemotiveerd zijn qua urgentie, qua bedrag, qua mogelijkheden,etc. Met betrekking tot het ons thans voorgelegde voorlopige programma, wachten we dus de voorstellen af. Vandaag behandelen we er reeds een groot aantal. Ons oordeel over deze voorstellen zult u straks horen als deze agendapunten aan de orde zijn. Nu is aan de orde het algemene deel, zodat ik niet in zal gaan op bepaalde onderdelen. Wel kan ik in het algemeen van dat thans voor gelegde voorlopige investeringsprogramma 1984/1985 zeggen, dat grosso modo wij met een aantal voorgestelde investeringen akkoord gaan, dat we bij sommige vraagtekens plaatsen en dat we met andere de grootste moeite hebben omdat de urgentie ons niet zo hoog voorkomt, maar daar zijn ook al een tweetal voorstellen van naar de volgende vergaderingen verschoven. Ik wil nog wel een voorbeeld geven van de rubriek waarbij wij vraagtekens plaatsen: het voorstel om in totaal 5 bestelauto's te vervangen; is het nu echt nodig om er 5 tegelijkertijd te vervangen? Als het argument zou zijn -maar we hebben het desbetreffende voorstel met de argumentatie nog tegoed- dat de afschrijvingstermijn is verstreken, dan zegt dat feit op zichzelf niets omtrent de urgentie. Bovendien moet worden bedacht, dat urgentie moet worden afgewogen, niet alleen binnen het kader van de financiële mogelijkheden en het voorkomen van stijgende belastingen, maar ook tegenover andere plotseling opkomende dringend noodzakelijke uitgaven. Bij het laatste denk ik bijvoor beeld aan urgente uitgaven die wellicht op ons zullen afkomen in het kader van de vuilverwerking of in het kader van de wateroverlast die sommige burgers ondervinden, of in het kader van het gif dat wordt gevonden in de bodem en dat zo snel mogelijk moet worden verwijderd. Het zal, denk ik, weinig moeite kosten om dat aantal gevallen uit te breiden. Voldoende reden dus om zorgvuldig en behoedzaam verder te gaan. Dan heb ik het nog niet eens gehad, mijnheer de voorzitter, over de vraag of verlaging van belastin gen tegenover het doen van nieuwe uitgaven wel is afgewogen. Het is nodig dat wij ons bij voortduring afvragen of de financiële middelen voor een bepaald doel verantwoord worden gebruikt en of dat doel ook met minder

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1984 | | pagina 196