- 20 -
26 januari 1984
Heer JACOBS: Dat er geen vertraging moet ontstaan, daar zijn we het dacht ik
allemaal wel over eens. Die spade moet liever vandaag dan morgen de grond in.
Er liggen nu drie voorstellen: er ligt een verzoek van de Sportstichting,
het oorpsronkelijke voorstel van het college en een partieel voorstel zoals
de heer Van Gelder dat heeft ingediend.
VOORZITTER: Mag ik u even onderbreken? De heer Van Gelder heeft een orde
voorstel ingediend en dat gaat vóór de rest en is op het ogenblik aan de orde.
Heer JACOBS: Betekent dat, dat als er over punt a. gestemd wordt, het
voorstel van de Sportstichting nietmeer aan de orde komt?
VOORZITTER: Nee, het is een ordevoorstel, dat wordt los besloten en dan gaan
we weer door met het voorstel zoals dat er ligt, maar dan inklusief het
besluit dat door het ordevoorstel genomen is.
Heer VAN LOGTENSTEIN: Voorzitter, het is wel opmerkelijk dat juist uit de
fraktie die suggereerde dat er geen gebrek meer aan informatie was,
gevraagd wordt om uitstel, zodat een aantal zaken nog eens bezien kunnen
worden. Wij hebben daar geen behoefte aan, wij vinden de zaken duidelijk
genoeg liggen. Uw voorstel is lang genoeg bekend en ik zou daarom het
ordevoorstel niet willen steunen.
Heer KRIJGER: Een groot deel van mijn fraktie is akkoord met het voorstel
van de heer Van Gelder.
Heer EBBERS: Ik ben het met de heer Van Logtenstein eens.
VOORZITTERDan wil ik nu stemmen over het ordevoorstel van de heer Van
Gelder, die dus ten aanzien van a. een uitspraak van de raad wil uitlokken
en punt b. wil aanhouden, - a. dus in de zin, zoals we hebben afgesproken -
Het voorstel wordt met 11 stemmen vóór en 15 stemmen tegen verworpen.
Dan is dus nu weer het voorstel van het college aan de orde, waarbij de
kanttekening die net door het college is gemaakt, gelet op de opmerkingen
van het CDA, om toch terug te keren tot het oorspronkelijke voorstel, de
brief die wij hebben gestuurd even terzijde te laten omdat die eigenlijk
gestuurd was naar aanleiding van opmerkingen in de financiële commissie,
waarover nu in de raad gezegd wordt: voor de essentie van het voorstel maakt
het niet zoveel meer uit, dus laten we toch maar terugkeren naar het oor
spronkelijke voorstel. Daarover kan nu in tweede instantie gesproken worden.
Heer VAN DEN BRAKEL: Voorzitter, ik heb hier een brief voor mij van 16 no
vember 1983, waarin u schrijft aan het bestuur van de S.0. Soest, sektie
atletiek: 'In de vergadering van 1 november heeft de commissie ruimtelijke
ordeningvan uw hiermede aangehaalde brief kennis genomen. De inhoud van uw
brief is niet van dien aard, dat hierop nu inhoudelijk kan worden ingegaan.
De uitwerking van uw plannen via het bestuur van de Stichting Lichamelijke