- 24 15 februari 1984 het raadslidmaatschap verlagen. Maar nogmaals, in juni zien wij wel een aantal voorstellen van u tegemoet en dan kunnen we daaruit een keuze maken. Ik heb het er graag voor over ,als je als raad unaniem zou besluiten - en dan acht ik de leden van het college voor zover ze wethouder zijn, ook tot de raad te behoren - tot een verlaging van de vergoedingen je zou daarmee een arbeidsplaat kunnen besparen. De voorstellen die de heer Van Gelder namens zijn fraktie nu heeft gedaan, die zijn zonder consequentie. Ik kan daar handen noch voeten aan binden. We hebben het college verweten dat men min of meer subjektief te werk is gegaan, maar dat heeft de heer Van Gelder in wezen ook gedaan. Hij zegt dat hij in ieder geval heeft getracht om die voorstellen te doen die voor de fraktie een politieke keus zijn. Het zij zo, wij willen in juni die politieke keus doen, omdat we dan willen af wegen wat de consequenties zijn. Natuurlijk maak je dan een keus, maar dan heb je alles tenminste op een rijtje en dan kun je de keus meer verantwoord maken dan nu alvast met wijzigingsvoorstellen. De heer Pothuizen heeft een zelfde lijstje ingediend als de heer Van Gelder, maar hij heeft boven.- dien een apart voorstel ingediend met betrekking tot de Sportstichting. Onze fraktie heeft bij de begrotingsvergadering in december een motie inge diend, waarin wij een onderzoek vroegen van het college naar de gevolgen van het eventuele opheffen van de Sportstichting. Met andere woorden: wij wilden graag zien wat voor consequenties het heeft als je het lichaam Sportstichting zou afslanken of opheffen. In dat licht bezien en mede in het kader van de A.T.B. zal die motie meegewogen worden. In dat kader past het voorstel van de Pothuizen dacht ik wel, al moet ik erbij zeggen, dat op de cijfers mis schien wel wat valt af te dingen. Dat vind ik echter geen motief om te zeggen: schuif dat maar aan de kant. Ook al zou het maar de helft van het genoemde bedrag opleveren, dan kan het toch meegewogen, overwogen en herwogen worden in de besluitvorming van juni a.s. Ook wij kunnen niet voorzien in hoeverre de cijfers van de heer Pothuizen juist zijn. Tenslotte, mijnheer de voorzitter, ik heb niet goed begrepen in hoeverre het college heeft toegezegd, dat ze zich aan het amendement dat door de WD-fraktie en onze fraktie is ingediend, conformeert. Dat wil ik graag nog duidelijk horen Heer VAN GELDER: Voorzitter, heb ik het goed begrepen dat de wethouder van financiën gezegd heeft dat hij de voorstellen die ik gedaan heb, mee zou nemen in de overwegingen? Als dat het geval is, dan mag ik aannemen dat ze niet in stemming gebracht hoeven te worden. Met betrekking tot de opmerkingen van de heren Krijger en Verheus: de essentie is de volgende: wij zeggen tegen het voorstel van het college dat het college op basis van die bedragen

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1984 | | pagina 67