- 36 -
23 mei 1985
tie daarvan en het relativerend karakter daarin miskennen. Het gevolg is
dan ook dat het voorstel nu niet strookt met de binnen de raad levende
ideeën over de toekomst van de Burijn. Gesuggereerd wordt dat er maar één
weg werkelijk leidt naar een goed funktionerende inhoudelijke variant, zoals
door de raad in december gewenst. Die suggestie geloof ik niet. En ik geloof
ook niet zo erg in de gepresenteerde financiële benadering. Over één ding
zijn we het wel eens: de blijvende exploitatietekorten van de Borg recht
vaardigen een wezenlijk ingrijpen.
Waarover we het niet eens zijn is meer dan één ding. Het redden van de Borg
rechtvaardigt niet materieel om zeep helpen van bloeiende lokale culturele
organisaties; het rechtvaardigt niet het opzadelen van een Stichting Peuter
speelzalen met een extra probleem; het rechtvaardigt niet het weer scheppen
van risico's van toekomstige lasten voor de gemeenschap; het rechtvaardigt
niet het afzien van creatieve oplossingen die wellicht iets gecompliceerder
zijn, maar in ieder geval concurrectieslagen gaan voorkomen; het rechtvaar
digt niet het eenvoudig volstaan met nakomen van wachtgeldverplichtingen aan
overtollig personeel; het rechtvaardigt ook niet het maar meteen aanschaffen
van allerhande nieuw materiaal tot een bedrag van 68.000,= terwijl zeker
voor de aanloopperiode met bruikbare outillage uit het huidige gebouw gewerkt
zou kunnen worden; het rechtvaardigt niet het uittrekken van 40.000,= om
te pogen te evenaren en te overtreffen wat in een andere aanpak ook,door
inzet van vrijwilliger en partikulier initiatiefgeboden zou worden.
Naar mijn oordeel, mijnheer de voorzitter, komt met het voorstel van 26 april
niet de hele aap echt uit de mouw. De brief van 15 mei heeft wat dat betreft
het wantrouwen bij mij niet weggenomen. Ik zou een voorstel willen hebben,
waarin de risico's voor alle vrijwillig of onvrijwillig betrokkenen geminima
liseerd zijn;
waarin alle kosten die door de operatie worden verzoorzaakt op tafel worden
gelegd en correct aan de operatie worden toegerekend;
waarin die kosten die niet strikt noodzakelijk zijn -outillagekosten- wel
worden genoemd, .naar op de meerjarenraming worden geplaatst voor 1987 en later;
waarin niet de concurrentie wordt ingebakken tussen de stichting en de vereni
ging en niet tussen de stichting en de Kinderboerderij;
waaruit blijkt dat de Stichting Peuterspeelzalen zich naar tevredenheid ge
huisvest ziet;
waaruit de intentie spreekt om het overtollig komend personeel zo enigszins
mogelijk te herplaatsen binnen de gemeentelijke organisatie of bij andere
culturele instellingen hier of elders.
D'66 ziet geen bezwaar tegen een oplossingwaarin de vereniging een wezenlijke
rol speelt, wij zien ook geen problemen in een soos van de vereniging in het