- 30 -
22 augustus 1985
Wethouder KINGMA: Het is duidelijk voorzitter, dat de verordening geen uit
stel kan lijden. In de commissie hebben we in twee instanties overleg gehad
en dat we nu in deze situatie zitten wordt veroorzaakt door het feit dat er
in een eerder stadium niet zulke duidelijke voorstellen zijn gedaan.
VOORZITTER: Dan zou ik willen voorstellen om de wijzigingen punt voor punt
aan de orde te stellen en daarover te stemmen. Er liggen een aantal voorstel
len van het college aan de raad, daar moet over besloten worden tenzij de
raad anders beslist.
Heer VAN GELDERVoorzitter, ik denk dat uw opmerking, waarin u aangaf dat
degenen die de diskussie niet tot in de diepte hebben meegemaakt de portee
van de diskussie niet goed zullen begrijpen, nog wel overeind staat. Ik
vraag mij af wat we nu eigenlijk willen. Ik heb het gevoel dat we met de
commissie welzijnsplanning op een andere manier willen gaan werken, die meer
de doelstellingen gaat bereiken die ons daarbij voor ogen staan. Daar zijn
veel gesprekken over geweest en ik denk dat we daar nu over zouden moeten
besluiten, hoewel een aantal mensen in een aantal formuleringen nog niet
helemaal datgene herkennen wat ze eigenlijk zouden willen.
Mijnheer Pothuizen heeft net een opmerking gemaakt over het amendement van
de VVD ten aanzien van de verordening.Als je dat erin zet dan heb je toch
weinig mogelijkheden om het af te dwingen, dus daarmee is het belang van een
dergelijke wijziging op dit moment uiterst discutabel.
We kunnen de verordening nu aanhouden, maar dat lijkt mij op een aantal
gronden die net aangegeven zijn, niet gewenst. We kunnen nu een aantal voor
stellen in stemming brengen waarvan de essentie een groot aantal leden in
deze raad waarschijnlijk ontgaat, dat lijkt mij ook niet goed.
Mijn voorstel zou zijn om de verordening zo aan te nemen, met de aantekenin
gen die daarbij gemaakt zijn en bijvoorbeeld over een half jaar in de commis
sie welzijnsplanning die zaken nog eens door te nemen, maar dan toetsend aan
een half jaar werken in de praktijk. Misschien komen er nog wel een aantal
andere zaken boven tafel waarvan we op dat moment zouden kunnen zeggen dat
we ook wat anders zouden moeten formuleren. Dan maken we inderdaad een start
om het werken met de commissie welzijnsplanning inhoud te geven.
We moeten ons niet nu verlustigen in het vinden van de beste formulering
over iets waarvan we het in essentie met elkaar wel eens zijn.
Heer KRIJGER: Mijnheer de voorzitter, ik handhaaf mijn voorstel. De achter
liggende beweegreden daarvoor is dat er grote problemen zijn ontstaan in de
werkwijze van de commissie welzijnsplanning. De oorzaak daarvan ligt niet in
de commissie welzijn, maar in de voorbereiding van de voorstellen die de
raad zijn aangeboden. Daarom kijken wij scherp naar wijzigingen in de ver
ordening, want die moeten dat soort conflicten kunnen voorkomen. Wij hebben