- 33 -
22 augustus 1985
Mevr. BLOMMERS: Voorzitter, ik vind het erg jammer dat er op het ogenblik zo
ongenuanceerd wordt gereageerd. Het is natuurlijk logisch, we hebben allemaal
gepraat over die evaluatie, niet alleen nu, ook de afgelopen maanden. Die
evaluatie wil iedereen. Nu zouden we ons vastpinnen op een datum, maar ik
zou er prijs op stellen als de wethouder inderdaad toe zou zeggen dat er
een evaluatie zal plaatsvinden en wel zo tijdig dat er ook werkelijk een
diskussie mogelijk is. Dan moeten we deze opmerkingen verder maar vergeten,
want daarvoor is de welzijnsplanning te belangrijk.
Heer VAN GELDER: Wanneer u een voorstel indient, waarin het college ge
vraagd wordt om in juni een evaluatie te geven,dan steun ik dat voorstel.
MevrBLOMMERSZo'n voorstel wil ik graag indienen.
Heer BOLHUIS: Er wordt zo vaak gezegd bij een bepaalde verordening: we
zullen het evalueren. De ellende in deze ambtelijke en vaak ook bestuurlijke
wereld is dat beloften makkelijk gedaan worden, maar ook even gemakkelijk
vergeten of op de lange baan geschoven. Daarom heb ik voorgesteld om de
verordening te laten gelden tot 1 juni 1986, dan moet men voor die datum
evalueren en een voorstel op tafel leggen. Dat voorstel kan een aanpassing
van deze verordening betekenen, of een verlenging van de termijn. Het is
dus niet zo, als je zegt dat de verordening tot 1 juni 1986 geldt, dat je
dan hebt besloten dat de commissie welzijnsplanning per 1 juni 1986 weg zou
zijn. Dat was niet de opzet en dat mag men mij dan ook niet verwijten,
zeker niet met zulke grove woorden als 'onbeschofte houding' en 'onbehoor
lijk bestuur', want dan heeft men niet begrepen waar het om ging. Het ging
erom de evaluatie noodzakelijk te maken voor een bepaalde datum.
Ik zou ermee akkoord kunnen gaan als ergens wordt aangetekend dat vóór
1 juni 1986 deze evaluatie zal plaatsvinden.
VOORZITTERHet voorstel als zodanig is door het CDA teruggetrokken. De
beste garantie, mijnheer Bolhuis, is in feite dat door het college wordt
toegezegd dat de zaak tijdig, met als einddatum 1 juni 1986, geëvalueerd
wordt en er nader in deze raad over wordt gesproken.
Wethouder KINGMA: Ik ben het op zich met u eens dat een dergelijke toezegging
best gedaan kan worden, dat we op dat moment evalueren wat er te evalueren
valt. Ten aanzien van het funktioneren in het kader van deze verordening moet
mij wel van het hart dat ik de opmerking van mijnheer Bolhuis wel heel ver
velend vind als hij suggereert dat het een goed gebruik zou zijn in bijvoor
beeld het gemeentebestuur om afspraken met elkaar te maken en ze daarna op
de grote hoop te gooien,om je er niet meer aan te houden. Als we in deze
raad afspraken maken, dan zijn die gemaakt en als we ons er niet aan kunnen
houden, dan worden dat soort zaken in goed overleg in de juiste commissie
besproken, wat dan leidt tot een nieuwe afspraak.