- 27 - 21 november 1985 die tijd al vragen had gesteld. Ik sta dus verbaasd, mijnheer de voorzitter, dat in het verslag van de financiële commissie staat dat geconstateerd wordt dat de begroting van de sportstichting en de begroting van de stichting zwembaden nog niet door de betreffende besturen zijn vastgesteld. Dit is volstrekt onjuist, de begrotingen zijn wel degelijk door de besturen vast gesteld, ik heb u dat net verteld. De commissie financiën stelt dan uit drukkelijk dat deze begrotingen niet worden behandeld in verband met de onzekerheid over de juistheid van de informatie en gezien de status van de stukken. Mijnheer de voorzitter, ik ben het daar volstrekt mee oneens. Er is volstrekte zekerheid over de juistheid van de informatie, omdat deze in beide stichtingen, in aanwezigheid van de burgerbes tuursleden en van de raadsvertegenwoordigers uit de diverse frakties, als juist zijn ervaren. Ik betreur het dat dit soort opmerkingen zijn gemaakt en dat die niet zijn weersproken Dan kom ik aan de vraagstelling die vanavond aan de orde is geweest. Mijnheer Van Garderen heeft gevraagd het sportbeleid op papier te zetten. Wij hebben u toegezegd dat wij een sportnota zullen schrijven. Daar zijn we mee bezig, die komt eraan. Dan heeft mijnheer Ebbers gesteld dat het goed zou zijn om over het natuurbad verder te spreken. Daarover wordt een commissie bijeen geroepen die te zijner tijd met een voorstel zal komen. Heer EBBERSWat is de opdracht aan die commissie? Wethouder PLOMP: De opdracht wordt om de bouw van een overdekt zwembad te onderzoeken Heer VISSER: Mijnheer de voorzitter, ik denk toch dat de sportstichting lijdt aan hetzelfde euvel als de bibliotheek. We hebben daar drie raadsleden inzitten en als mijnheer Plomp het heeft over de raadsvertegenwoordigers uit de frakties en over de zogenaamde achterban van degenen die in de sportstichting zitten, dan denk ik dat daar nu juist weer de vervelende toe standen liggen. Die raadsleden zitten er kennelijk voor zichzelf. Heer KRIJGER: Voorzitter, een punt van orde. Zou u mijnheer Visser willen verzoeken minder laatdunkend te zijn over collega-raadsleden die ook hun tijd besteden aan dit werk? Heer VISSER: Ik ben niet laatdunkend, ik suggereer dat die raadsleden er kennelijk zitten voor zichzelf of alleen voor hun eigen fraktie. In ieder geval heb je er als raad weinig aan, want hun verslaggeving bereikt ons nooit. Als wij in juni of in september hadden gehoord hoe het nu precies zat en wat de raadsleden in de sportstichting hebben gezegd of wat voor informatie ze hadden gekregen, dan zouden we deze toestanden niet gehad hebben. Ik houd vol dat we er de laatste keer in de financiële commissie niet over hebben kunnen praten. Mijnheer Van Gelder mag dan al jaren

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1985 | | pagina 394