nr. 12 1. 2 - 1 - 19 december 1985 NOTULEN van het verhandelde in de openbare vergadering van de raad der gemeente Soest, op donderdag 19 december 1985 te 19.30 uur. Voorzitter: de heer MrP. Scholten, burgemeester; Loco-secretaris: de heer Mr. J.J. Nieuwenhuijzen Tegenwoordig de leden: D. Arnold, G. Beijen, mevr. A. Blommers-Biezeno, A. Bolhuis, J.J. van den Brakel, A.W. van den Breemer, G. van Brummelen, J.J. Ebbers, J. van Garderen, mevr. J. Greefhorst-van Overdam, F. Kingma, W.H. van der Klink, A.F.M. Krijger, R.A. van Logtenstein, J.L. Menne, mevr. A.M. Meijer, mevr. J.G. Nolen, J.Th, Oudemans, G.A.W.G.A. Plomp, A.E.C. Pothuizen, F, Ribbink, H. Strietman, C. Verheus en J. Visser. Afwezig met kennisgeving: W.A. Blaauw en J. Blom. De VOORZITTER opent de vergadering en deelt mede dat bericht van verhinde ring is binnengekomen van de heren Blaauw en Blom. Vaststelling van de notulen van de openbare vergadering van 24 oktober 1985. Deze notulen worden ongewijzigd vastgesteld. Ingekomen stukken. VOORZITTER: Bij dit agendapunt wil ik eerst mededeling doen van een brief die ik heb ontvangen van mevrouw Nolen, waarin zij meedeelt dat zij haar lidmaatschap van de VVD heeft opgezegd en dat het haar daardoor niet mogelijk is nog deel uit te maken van de fraktie. Zij wenst hierover nog een verklaring af te leggen en heeft daartoe nu de gelegenheid. Mevr. NOLEN: Mijnheer de voorzitter, het lijkt mij dat ik de raad een verklaring schuldig ben, nu ik heb besloten om het lidmaatschap van de VVD op te zeggen en desondanks lid te blijven van de raad. Drieëneenhalf jaar geleden ben ik tot lid van deze raad gekozen voor de VVD, op een liberaal verkiezingsprogramma. Ik heb mijn best gedaan om mij op basis van dat programma in te zetten voor de belangen van de gemeente Soest. Noch vanuit de afdeling, noch vanuit de fraktie heb ik principiële verwijten gehoord over mijn funktioneren als raadslid, zoals gebrek aan inzet of han delen in strijd met de VVD-beginselen De afdeling Soest/Soesterberg van de VVD heeft mij echter bij de opstelling en vaststelling van de kandidatenlijst zodanig behandeld, dat ik dat niet anders kan zien dan als een motie van wantrouwen. Bij een motie van wantrouwen behoort men af te treden. Ik heb dat ook serieus overwogen. Ik heb echter op geen enkel moment enig argument gehoord voor het

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1985 | | pagina 454