- 5 -
24 januari 1985
at
er-
>or de
ir
en
beschikbare bedrag voor stadsvernieuwingsaktiviteiten.
VOORZITTERU heeft daarover nog een brief gekregen, een aanvullende brief
van 14 januari en wijzigingsvoorstellen op 21 januari en die maken uiteraard
deel uit van de diskussie, evenals de daarna gehouden raadscommissieverga
dering.
Heer VISSER: Een aanhoudende zorg blijft toch de inspraak, mijnheer de
voorzitter. U stelt voor om de oude inspraakverordening af te schaffen wan
neer we deze verordening vaststellen. Ik ben van mening dat die oude in
spraakverordening toch veel meer behelst dan wij hier op papier voor ons
hebben liggen. Ik ben bang dat straks die inspraak niet zoveel meer voor
stelt. Als u zegt, dat u op de gebruikelijke manier de zaken aan de burgerij
wilt voorleggen, dan vrees ik toch dat uitvoerige inspraakprocedures met
begeleiding van de mensen die, zoals ik me dat van vroeger herinner, toch
op bepaalde avonden goed werden voorgelicht door ambtenaren, helemaal
achterwege zal worden gelaten wanneer u alleen publiceert wat u van plan
bent. U schrijft op blz. 2 van de toelichting dat u van plan bent om
niet of nauwelijks af te wijken. Wijkt u dus niet af of wijkt u nauwelijks
af en wat verstaat u daaronder? Bent u van plan om toch die oude inspraak
procedure als basis te nemen waarop we eventueel gaan inspreken wanneer
u plannen voorstelt? Dan denk ik nog niet zozeer aan de stads- en dorps
vernieuwing, maar vooral ook aan de ruimtelijke plannen die u in één zin
meeneemt
Heer VAN GELDER: Voorzitter, wij hebben al in de commissie a.b.z. en r.o.
een aantal opmerkingen gemaakt met betrekking tot deze nota. In uw nadere
toelichting en in uw beantwoording vinden wij dat er net als in de nota
zelf, een groot aantal vragen overblijven. Er is in de commissie a.b.z.
gesproken over de termijn die beschikbaar geweest is om deze nota te
produceren, dat geeft enige verklaring voor het feit dat de nota de kwaliteit
heeft die hij heeft en waar door ons ook kritiek op is uitgeoefend. Wij zijn
echter van mening, dat het argument dat de tijd van voorbereiding niet
voldoende geweest is, niet krachtig genoeg is om de nota dan toch maar vast
te stellen. Wij zouden willen bepleiten om de nota een maand aan te houden.
Het is ons niet duidelijk welk bloed daar uit zou kunnen vloeien.
In tweede instantie zouden wij eventueel mee willen gaan met een soort
voorlopige vaststelling van deze nota voor zon 6 maanden. In die periode
kunt u dan met een bijstelling komen. Om u duidelijk te maken waar in
essentie onze bezwaren naar uitgaan merk ik op dat het een nota is die de
gang van zaken in Soest moet regelen, terwijl de feitelijke werkwijze niet
in die nota voorkomt. Er is bijvoorbeeld gesproken over het verschil in
is