- 10
18 april 1985
en dat we daar duidelijke afspraken over kunnen maken. Het college wil ook
die zaak goed bewaakt, goed gevolgd en inderdaad met een poging om niet de
kosten omhoog te krijgen, maar naar beneden. Dat is ook het doel geweest van
de p.g.-commissie zoals die indertijd door de raad in het leven is geroepen.
Op dezelfde plezierige wijze, ook in de sfeer van overleg en gezamenlijkheid,
stel ik mij voor dat wij de weg verder bewandelen. Overigens ben ik het vol
strekt niet met mijnheer Krijger eens als hij de kleine frakties slechts door
één van hen wil laten vertegenwoordigen. Ik meen dat hun bijdrage inderdaad
van groot belang is en ik vind dat deze voorzitter met name op de rechten
moet letten van de kleine frakties. En zeker op zon punt wil ik dat nu doen,
omdat ik denk dat het inderdaad zinnig is en een eis van goede samenwerking
en goede democratie. Het voorstel t.a.v. het kunstwerk wordt positief benaderd
en dat spreekt mij aan. Als we straks het besluit nemen, dan houdt dat
impliciet in dat er 50.000,= aan het krediet is toegevoegd. Als mevr. Greef-
horst namens de commissie kunstaankopen verzoekt om betrokken te worden bij
de contacten met de heer Lixenberg, dan vind ik dat een uiterst nuttige
suggestie, die ik zeker wil honoreren. Ik weet nog niet of de heer Lixenberg
zelf bereid is om ook dit deel te doen, dat moeten we eerst vragen.
De door mijnheer Bolhuis genoemde demotivatie, die door de uitspraak van de
heer Adema zou kunnen zijn opgetreden bij met name de politiemensen is
andersom gegaan. De heer Adema heeft na afloop van de raadsvergadering, die
ikzelf inderdaad als nuttig en zinvol heb ervaren, geconstateerd dat in het
politiekorps dat niet zo was overgekomen en dat er wel degelijk een stuk
demotivatie optrad omdat men uit het resultaat van die vergadering een
uitschuifbeleid veronderstelde. Hij heeft dat aangevoeld en getracht met zijn
opmerkingen dat gevoel te kanaliseren en op een geordende en juiste wijze
naar buiten te brengen. Ik geloof dat dat in de gegeven situatie verstandig
was, omdat daarmee niet 75 verschillende verhalen naar buiten komen op
verschillende manieren, maar daar kort en duidelijk één mond aan wordt ge
geven. Ik vind dat de korpschef de vrijheid moet hebben om op zo'n moment
iets dergelijks te kunnen zeggen. Voor mij was het begrijpelijk en zeker
niet onaanvaardbaar.
Mijnheer Bolhuis heeft nog gewezen op de goedkeuring van het plan zelf als
het gaat om de planologische procedure. De art. 19-goedkeuring behoort er
te zijn en op basis daarvan wordt de bouwvergunning verstrekt. Bij de
goedkeuring van het krediet door G.S. zal dit punt tegelijkertijd worden
meegenomen. Ten aanzien van het oude gebouw zal in een later stadium door
de raad verder invulling moeten worden gegeven aan de plannen. De wethouder
zal dat ongetwijfeld eerst in de commissie brengen.