29 mei 1986
- 29 -
Heer VAN DEN BREEMER; Mijnheer de voorzitter, ook onze fraktie zal niet met
dit voorstel akkoord gaan. Wij hebben enige jaren gelden in de nabijheid
een woonbestemming gegeven daar waar het woonwagencentrum thans is geplaatst.
We hebben daarbij toen uitdrukkelijk bepaald dat daar geen bedrijvigheid
bij zou komen in deze directe omge-ing, waar de overige omwonenden ook
zeer grote problemen hebben met de vestiging van een dergelijk bedrijf.
We menen dat we geen precedent moet scheppen en zijn dus tegen dit voorstel.
Heer POTHUIZEN: Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Van den Breemer.
Heer VISSER: Hetzelfde, mijnheer de voorzitter, alleen zou ik eraan toe
willen voegen dat als je daar gaat kijken, je merkt dat het wrikt tussen
de mensen die daar wonen; buren die elkaar gewoon dwars zitten om dit punt.
Ik hoop dat de gemeente daarbij een soort rol kan spelen om eens met ze
te praten. Misschien kan die overlast uitgepraat worden, want de sfeer
is niet prettig.
Mevrouw STEKELENBURG: Voorzitter, wat betreft het voorstel dat hier voor
ons ligt is de fraktie van de PvdA van mening dat een bedrijf dat teveel
hinder veroorzaakt niet in een woonbuurt thuishoort. Het bestemmingsplan
geeft duidelijk aan dat het hier agrarisch gebied betreft. Wij zouden dat
zo willen houden. Zoals u zult begrijpen is de PvdA er zeker niet voor
om wie dan ook brodeloos te maken, integendeel. Maar wij hebben niet de
illusie dat, ondanks de door u voorgestelde maatregelen, de geluidhinder-
aspecten van het zagen van het hout en de hinder van aan- en afvoer van
het materiaal in de hand te houden zijn middels de Hinderwet. Zeker niet
bij een doorgroei van de activiteiten in de toekomst. Voor zover ons bekend
heeft de gemeente destijds de grond waarop het bedrijf eerst gevestigd
was, nodig gehad voor realisatie van het industrieterrein Nieuwe Gracht
en is het bedrijf daar vandaan verplaats naar de Koninginnelaan. De gemeente
heeft zich, zoals nu blijkt, niet voldoende gerealiseerd dat activiteiten
die in de oorspronkelijke omgeving geen hinder gaven, dat nu wel doen.
Daarom stellen wij u voor om in overleg te treden met de eigenaars van
dit bedrijf en te bezien in hoeverre verplaatsing van dit bedrijf naar
een geschikte lokatie mogelijk is. Wij kunnen dan ook niet akkoord gaan
met uw voorstel.
Heer MEILOF: Voorzitter, wij stemmen ook niet in met dit voorstel. We hebben
er grote moeite mee dat een bedrijf dat typisch qua geaardheid hier niet
hoort, hier gevestigd zal worden. Wij hopen wel van harte dat B&W bereid
zijn om mee te denken naar een betere vestigingsplaats. Ik weet niet of
het industrieterrein daar inderdaad geschikte plekken voor heeft, of daar
een kleine plek is. Ons gaat het niet om de geaardheid van het bedrijfje
zelf wat die schuur betreft, ik zou er nog wel in willen geloven dat dat
helpt. Het gaat vooral om de klachten van omwonenden over het aan- en afvoeren
van allerlei bijproducten. Het is typisch een bedrijfje geworden in de
bredere zin des woords. Daarom kan het daar niet.
Wethouder PLOMP: Mijnheer de voorzitter, het standpunt van de raad is duidelijk.
Ik denk dat in het kader van de uitspraak van de diverse frakties er in
het college zal moeten worden bekeken hoe wij verder de contacten zullen
moeten leggen in de richting van de een of de ander die in het stuk genoemd
is. We zullen in het college dus bekijken hoe de communicatie verder met
de mensen daar opgepakt moet worden. Uiteraard kunnen de initiatieven ook
van die kant komen.
VOORZITTER: Dan denk ik dat wij het voorstel terugnemen.