19 juni 1986
- 28 -
mee zou moeten nemen in het reorganisatieproces. Ik denk dat we toch als
raad mogen verwachten dat als dit soort voorstellen ons bereiken we ervan uit
mogen gaan dat dit soort normale dingen meegenomen zijn. In de commissie
heb ik het al gezegd, maar ik vind het belangrijk genoeg om het hier nog
eens te herhalen. Het gaat om de manier waarop wij de samenwerking tussen
de raad, het college, ambtelijk apparaat in de toekomst vorm geven, waarbij
we praten over delegeren van bevoegdheden, over het laten nemen van bepaalde
beslissingen op een lager niveau in de organisatie. Ik denk dat wij er
dan vertrouwen in moeten kunnen hebben dat er in een geest wordt geopereerd
die afwijkt van de geest om een HR ketel in de bezuinigingen eruit te strepen.
Heer KRIJGER: Voorzitter, ik heb in tweede instantie nog geen gelegenheid
gehad om iets te zeggen, omdat ik net alleen maar vroeg wie er in de commissie
zaten. Dat leek op een tweede instantie, maar dat was het niet inhoudelijk.
Inhoudelijk wil ik nog naar voren brengen dat mijn fraktie vindt dat we
op dit moment gezien de voortgang van de bouw en de voorbereidingen die
ongetwijfeld getroffen zullen zijn om door te gaan met de HR ketels, aan
ontwerpsituatie III de voorkeur moeten geven. Ik denk dus niet zo ruim
mee te moeten gaan namens de fraktie om maar het hele krediet beschikbaar
te stellen, omdat deze raad toch ook met ervaring werkt en omdat het heel
moeilijk is als kredieten eenmaal beschikbaar zijn gesteld om nog wat te
doen aan de besteding ervan. Dat is nu eenmaal historisch zo gegroeid en
vandaar dat ik ook pleit voor ontwerpsituatie III. Dat is op dit moment
het meest wenselijk en noodzakelijk. Dat vraagt een snelle beslissing,
omdat er voorzieningen voor getroffen moeten zijn. De discussie over het
nut van een en ander en over de eventuele subsidie die erop mogelijk is,
dat zijn allemaal zaken die tot een heel andere investering kunnen leiden.
Vandaar ook dat ik zeg dat het tweede deel van die mogelijk nodige investering
-dat durf ik nu nog niet te zeggen- pas in augustus, misschien in september
zal moeten komen, dat hangt af van de voortvarendheid waarmee de gegevens
op tafel worden gelegd. Daarom zou ik er ook voor willen pleiten dat het
college in overweging neemt datgene wat in de vorm van een amendement naar
voren is gebracht door de heren Van Esseveld en Pothuizen. Als het college
dat als een werkbare situatie beschouwt, kunt u het voorstel overnemen.
Heer MEILOF: Voorzitter, de laatste spreker -de heer Krijger- en het voorstel
van de heer Esseveld waren voor mij het meest overtuigend. Ik denk ook
dat het krediet beschikbaar gesteld moet worden zonder het bedrag voor
het warmtewiel en dat dit verder onderzocht moet worden.
Wethouder VAN LOGTENSTEIN: Voorzitter, ik heb eerst mevrouw Tomassen nog
iets goed te maken. Ik heb het natuurlijk absoluut niet badinerend bedoeld.
Ik heb gezegd dat mijn ervaring met subsidies is op dit gebied, dat men
alleen daarvoor in aanmerking kan komen bij een aanpassing in bestaande
gebouwen. Dat is mijn ervaring, maar dat sluit de uwe niet uit. Ik heb
ook toegezegd dat we het zullen onderzoeken, dus laten we daar geen misver
stand over hebben. We zullen het bekijken, want het zou dom zijn om het
te laten liggen. U heeft ook gevraagd waarom alleen over het warmtewiel
gesproken wordt en niet over een heel pakket aan mogelijkheden. Dat is
nu exact het deel van de procedure waarin het misgegaan is. Mij, als wethouder
bedrijven is verzocht om na te gaan wat deze installatie voor deze investerinl
aan besparing zou opleveren. Ik ben geen bouwkundige, ons bedrijf is niet
bouwkundig. Wij hebben een verzoek gehad om dat te onderzoeken, dat is
een opgave vanuit het bedrijf dat de installatie verzorgt. Ik moet aannemen
dat zo'n bedrijf ook op de centen let en een zinnig voorstel doet. Dat
hebben we getoetst aan wat normaal is en dan zeggen wij dat de berekeningen
heel aardig in de richting komen of dat ze juist zijn. Dat is de procedure
geweest en wij hebben niet anders gedaan dan de situatie beoordeeld.