19 juni 1986
- 36 -
plaatste door niet de normale overgangsperiode in acht te willen nemen,
erop te wijzen dat dat misschien wel consequenties zou kunnen hebben.
Daar waar het verenigingsrecht, het stichtingsrecht dat zo regelt, is er
de mogelijkheid dat je naar de rechter moet stappen om in die bestuurlijke
crisis, als er geen enkel bestuurslid meer is, aan de rechter te vragen
daarvoor een oplossing te zoeken. Dat is geen kort geding, dat is ook geen
geding aanspannen tegen een bestuur dat opstapt, dat is de rechter een
bestuurlijke crisis laten regelen, omdat dat zo wettelijk geregeld is.
Dat dat tot verwarring heeft geleid, kan ik mij voorstellen. Het is niet
voor iedereen meteen duidelijk hoe dat ligt, dat soort zaken. Begrijpt
u dat alstublieft duidelijk: geen dreigementen, maar proberen duidelijk
aan te geven waar de bestuurlijke verantwoordelijkheden liggen van een
bestuur dat wil opstappen en tot welke consequenties dat kan leiden in
dit verband. Ik ben bijzonder verheugd dat, na toch weer een stevige dis
cussie met het verenigingsoverleg, zelfs het verenigingsoverleg Soesterberg
zich zo positief heeft opgesteld. Men heeft gezegd: dat Dorpshuis gaat
ons zo ter harte, daar willen we toch proberen iets positiefs van te maken.
Daarbij werd wel duidelijk gesteld dat het ook moet kunnen gebeuren.
Ik meen dat ik terecht heb kunnen zeggen dat er in het beleidsprogramma
van de raad een duidelijke passage over het Dorpshuis is opgenomen en dat
ik mag aannemen dat het verenigingsoverleg Soesterberg de gemeenteraad
daaraan mag houden. Natuurlijk niet tot elke prijs, dat is duidelijk. Ik
vind het dan ook logisch dat de heer Baks en de heer Meilof vragen of het
niet mogelijk is verschillende modellen naast elkaar te zetten. Dat is
natuurlijk iets dat in de vorige situatie, in 1983 ook is gebeurd. Een
X aantal modellen zijn toen gepasseerd, er is een afweging gemaakt en er
is uiteindelijk voor een bepaald model gekozen. Niet voor niets wordt erop
gewezen dat er een raadsbesluit ligt dat gebaseerd is op een bepaalde rappor
tage. Dat zal geactualiseerd moeten worden, met name op zijn mogelijkheden
en onmogelijkheden in de huidige situatie en op de financiële consequenties.
Maar als het mogelijk is om verschillende varianten naast elkaar te zetten,
dan zal dat zeker moeten gebeuren, dat lijk mij volstrekt juist. Het lijkt
mij logisch dat u dan vanuit Soesterberg en vanuit de werkgroep mag verwachten
dat er een voorkeur voor een bepaald model wordt uitgesproken. Maar uw
opmerking op zich is terecht. De ruimte die de werkgroep heeft is naast
de uitspraak in het beleidsprogramma toch ook gelegen in de inhoud van
de gesprekken die ik met het bestuur dat is opgestapt heb gehad, waarin
toch over een aantal zaken van de kant van het gemeentebestuur een aantal
toezeggingen zijn gedaan. Daar mag naar mijn mening in de nieuwe situatie
ook rekening mee gehouden worden. Als het gaat over de aard van het besluit
dat u nu neemt, dan moeten we goed in de gaten houden dat het verenigings
overleg twee dingen zei: een werkgroep van mensen die zich snel werpen
op de oplossingen die voor het Dorpshuis gevonden moeten worden en daarnaast
een aantal mensen die bereid zijn om de handen uit de mouwen te steken
voor de dagelijkse gang van zaken, om te zorgen dat het Dorpshuis door
kan reilen en zeilen, dat er geen dingen fout gaan, want dat risico zou
veel te groot zijn. Ik ben uitermate gelukkig met het feit dat er inderdaad
weer Soes terbergers gevonden zijn die daar de schouders onder willen zetten.
Voor u moet duidelijk zijn dat de bestuurlijke verantwoordelijkheid -dat
heben die mensen duidelijk uitgesproken en dat vindt u in het raadsvoorstel
terug- uitermate beperkt is, omdat ze zichzelf een beperkte taak toebedacht
zien in de zin van de dagelijkse gang van zaken, zorgen dat het gewoon
door kan gaan in het Dorpshuis. De werkgroep heeft tot taak om de zaak
beleidsmatig op een rijtje te zetten en aan te geven hoe in de nieuwe situati'
gefunctioneerd zou moeten worden, tegen welke kosten. Zo ligt de zaak in
het raadsvoorstel dat nu voor u ligt.
Heer KRIJGER: Mijnheer de voorzitter, u kunt zich voorstellen dat wij dus