19 november 1986
- 26 -
staan, dat dat hiervoor bedoeld was? U had plannen om enige opdrachten
te geven voor bezuinigingen. Als ik nu naar dat plaatje kijk, dan denk
ik dat je daar best nog eens over zou kunnen gaan praten. U heeft er verder
met geen woorpl over gerept, over die passage in de aanbiedingsbrief. Ik
dacht dat u daar misschien wat ruimte zag.
Wethouder MENNE: De gemeentesecretaris legt hier van een zekere mijnheer
Siris een zinnetje neer, dat luidt als volgt: Niet iedere vraag verdient
een antwoord. Ik zou graag de vraag beantwoorden, want u weet dat de
huisvesting van het gemeentelijk apparaat natuurlijk deel uitmaakt van
mijn portefeuille. Ik beloof dan ook om daar op een zeer tactische manier
in de toekomst gebruik van te zullen maken. Daar maakt dit gesprek nu onderdeel
van uit, want ik mag toch uit de raad steeds meer een sfeer proeven van
voldoende belangstelling en voldoende basis om met een goede nota in mei/juni
a.s. te komen.
VOORZITTERHet taboe waar de heer Visser het over had op dit punt begint
doorbroken te worden als de wethouder zegt dat hij in mei/juni met een
nota wil komen. Waarvan akte.
Heer KRIJGER: Mijnheer de voorzitter, soms krijg ik de indruk dat mensen
een spraakvermogen hebben gekregen om hun gedachten te verdonkeremanen.
De wethouder heeft geantwoord, mooi gesproken, niets gezegd. Tenzij ik
hem misschien toch nog goed heb begrepen, hij geeft aan wat wél mag en
daarmee ook wat niet mag. Dat wil zeggen dat niet gerechtigd is een voor
lichtingsambtenaar die eigen ervaringen en persoonlijke bevindingen in een com
muniqué naar buiten brengt, behoudens goedkeuring van een politiek verant
woordelijke, in dit geval de wethouder. Of hij heeft het wel gedaan, óf
hij heeft het niet gedaan. Daar wil ik graag een antwoord op, is het volgens
de richtlijnen juist of niet juist? Een duidelijk antwoord, ja of nee,
niet er omheen draaien, anders komen we met schriftelijke vragen. We kunnen
de discussie nu ook in een keer sluiten.
Wethouder VAN LOGTENSTEIN: Mijnheer Krijger, er is helemaal geen reden
om u op te winden.-Alle duidelijkheid zat opgesloten in het antwoord dat
ik u gaf, dat was namelijk hoe het loopt. Hetgeen u daaraan toevoegt had
ik kunnen doen, maar dat zit opgesloten in het positieve antwoord. Het
andere is ook waar en ik zal dat niet ontkennen. Dus ik ben er erg duidelijk
in, er is geen enkele reden om daar heel opgewonden met vragen te beginnen.
Heer KRIJGER: De opwinding is zo voorbij. De duidelijkheid is gekomen,
daar ging het om.
VOORZITTERDe discussie is afgerond op dit hoofdstuk. Ik stel voor nu
een kwartier te pauzeren. Ik schors de vergadering.
VOORZITTERIk heropen de vergadering. Aan de orde is het hoofdstuk openbare
orde en veiligheid. Daarbij wordt betrokken de brief van 12 november met
de politievoorstellen, plus de motie Visser I.
Heer VERHEUS: Voorzitterer is over de politie in de afgelopen dagen en
maanden al heel veel gezegd, dus ik zal het kort maken. U refereert zelf
al aan de laatste brief die erover uitgezonden is. Onze fraktie kan zich
met de inhoud van die brief wel verenigen. Dan hebben we nog een vraag
waar we graag van u een toelichting op zouden horen. U hebt maandag een
opsomming gegeven van activiteiten die door de huismeester in spé zouden
moeten worden verricht. Daar kun je dacht ik nog wel wat vraagtekens bij
plaatsen. U krijgt vooralsnog van ons wel het groene licht voor die huis-