19 november 1986
- 14
aan de ouderenbond zelf overlaten om dat te regelen. In principe heeft
u daarin gelijk. We nemen dan ook aan dat in de situatie waarin de vertegen
woordiger in de ouderencommissie en de ouderenbond op hetzelfde standpunt
staan, namelijk dat er geen basis van vertrouwen is op grond waarvan het
lid zegt: ik trek mij terug, dan is er geen enkel probleem, want dan trekt
het lid zich terug. Maar in een situatie waarin een ouderenbond van oordeel
is dat zijn vertegenwoordiger, overigens door de raad benoemd, in die
commissie niet voldoende vertrouwen heeft mag je toch zeggen dat er door
de raad een commissie is benoemd waarbij op zich de vraag gesteld mag worden
of de commissie op zich ook dat vertrouwen al of niet nog heeft. Wat hier
dus in dit artikel wordt geregeld is, dat daar waar die twee groeperingen
het niet met elkaar eens zijn, pas als de commissie zelf in driekwart zegt
dat het zo niet kan, dat dan pas uiteindelijk tot die besluitvorming gekomen
kan worden. Ik denk dat het een bescherming is die je er terecht in legt.
Ik voel er dus niet veel voor om te wijzigen in de zin die u voorstelt.
Waar u spreekt over het "na overleg' wijzigen in "in overleg" moet ik er
toch op wijzen dat het college de volstrekte vrijheid moet hebben -maar
volstrekte vrijheid bestaat niet, dus het is altijd vrijheid in beperktheid-
om een voordracht aan de raad te doen. Als er staat "in overleg" zou dat
alleen maar kunnen als er volstrekte overeenstemming is tussen de overleg
partners. U kunt zich waarschijnlijk voorstellen dat daar waar nadrukkelijk
in de verordening wordt gesproken over een onafhankelijk voorzitter, er.
inderdaad wel eens sprake zou kunnen zijn van een verschil van inzicht
tussen de ouderenbonden en het college. Maar, ik zeg heel nadrukkelijk:
dat is niet de bedoeling, dat kan gebeuren. Dan moet de mogelijkheid er
toch zijn voor het college om een voordracht aan de raad te doen, want
er hoort een voorzitter te zijn. Zoals wij ons voorstellen in de vacature
te voorzien, denk ik dat je nagenoeg kunt zeggen dat het een "in overleg"
situatie is. De ouderenbonden mogen kandidaten aandragen voor het voorzitter
schap. Van de kant van het college zal dat ook gebeuren en er zal overlegd
worden over de meest serieuze, de meest wenselijke, de meest geschikte
kandidaat die er voor in aanmerking komt. En dan neem ik gewoon aan dat
het mogelijk is om daar een eenduidige keuze in te maken. Mocht dat niet
zo zijn, dan zal er toch een voorstel gedaan moeten worden. Maar ik denk
dat als u mijn verklaring hoort over de wijze waarop gekomen moet worden
tot een voorzitter, die nagenoeg overeenkomt met de intentie die de ouderen
bonden daarover hebben.
Mevrouw Tomassen maakte een opmerking en mevrouw Meijer deed dat ook, tegen
de beslotenheid. Ik denk dat op zich, daar waar overigens de ouderenbonden
dat zelf ook hebben aangedragen, dat het eigenlijk tot de mogelijkheden
zou moeten behoren. Het is goed om in ieder geval aan te geven dat het
niet betekent dat per definitie regelmatig vergaderingen in beslotenheid
zullen plaatsvinden, want er staat nadrukkelijk -én zo hoort het ook-
een artikel 61-commissie vergadert in het openbaar, tenzij over personen.
Alleen, er kunnen zich zaken voordoen waarin het verstandig is dat er
in besloten vergaderd wordt. Er staat uitdrukkelijk dat dan driekwart van
de leden daar akkoord mee moet gaan. Daarbij is nog nadrukkelijk vermeld
dat dat beraadslagen niet tot besluitvorming kan leiden. Ik denk dat het
een dusdanig beschermende bepaling is dat slechts bij hoge uitzondering
gebruik kan worden gemaakt van die beslotenheid en dan nog zonder besluit
vorming, dus alle garanties en veiligheden zitten ingebouwd. Die kleine
mogelijkheid die er soms moet zijn, is daarmee mogelijk. Dat doet niets
af aan het principe dat openbaarheid regel is.
Heer WIJMENGA: Mijnheer de voorzitter, ik denk toch dat het juist in moei
lijke omstandigheden zo nu en dan nodig is om zaken goed te regelen, ook
tot tevredenheid van een commissie als deze. En ik zou u dan ook willen
voorstellen om een motie mijnerzijds in stemming te willen brengen waarin