18 december 1986
- 6 -
bijdragen ook voor de laagste inkomens een peuterspeelzaal toegankelijk
kan maken.
Heer KRIJGER: Mijnheer de voorzitter, een paar kanttekeningen. Allereerst
dat de strekking van het betoog rond de zorgvuldigheid in het omgaan met
elkaar zoals de heer Visser het nu onder woorden heeft gebracht, een strekking
die al eerder vanuit de raad en commissieverband is gehoord, door mij wordt
onderstreept. Het gaat er toch om denk ik dat op een gegeven moment op
de juiste wijze begrip voor elkaar kan worden opgebouwd en dat geldt zeer
zeker voor mensen die niet direct het taalgebruik ("de pet zus en de pet
zo") dat wij dan wel begrijpen, kunnen volgen. Bij de voorstel zoals u
dat de raad nu heeft voorgelegd zegt mijn fraktie in algemene zin dat we
daarmee akkoord gaan. Vanmorgen mochten we nog een brief ontvangen, waardering
voor de snelheid waarmee bepaalde zaken nog konden worden verwerkt. Wel
een kleine kanttekening bij punt 3, het is ook al genoemd door mevrouw
Meijer en door de heer Baks. De deelname van buitenlandse peuters aan het
reguliere peuterspeelzaalwerk moet nader worden onderzocht op welke wijze
het gerealiseerd zou kunnen worden. Met die strekking zijn wij het eens,
maar daar komt dan wel bij te staan: met daarbij een zo reëel mogelijk
kostenplaatje. Dat hoort er ook bij als je voorstellen doet. Wij betwijfelen
echter of deelname aan het peuterspeelzaalwerk simpel en alleen een kosten
aspect is voor degenen die wij willen bereiken of dat het ook andere elementen
in zich heeft. Vandaar dat wij wat betreft de besluitvorming afwachten
wat het onderzoek voor resultaten kan gaan opleveren. Wat we nog wel willen
opmerken is dat de suggestie van mevrouw Meijer om een gedifferentieerde
bijdrage te gaan heffen, dat wij daar niet voor zullen zijn.
Wethouder KINGMA: Voorzitter, ik denk dat vanavond in deze raad door een
aantal mensen opmerkingen zijn gemaakt die ook reeds in de commissie zijn
besproken en dan kan ik ook slechts herhalen wat ik in de commissie al
gezegd heb, namelijk dat het er in de commissie minderheden vooral om hoort
te gaan dat de minderheden zelf gelegenheid hebben om te zeggen wat zij
willen als het om hun zaken gaat. Ik kan mij volstrekt vinden in de opmerkingen
die u heeft gemaakt, vanuit het gemeentebestuur moet met name dat accent
en die beleidslijn verder uitgezet worden. Daar heb ik verder niets aan
toe te voegen. De heer Visser heeft nog iets gezegd over met name de jeugd
problematiek. In het werkplan kunt u duidelijk vinden dat aanbevolen wordt
om een gezamenlijk plan van aanpak te maken.Dat staat er niet voor niets,
u mag verwachten dat het de bedoeling is dat de instellingen die zich allemaal
met minderhedenwerk bezighouden tot een gezamenlijk plan van aanpak komen
en dan zal dat u zeker bereiken. Op dat moment kunt u aangeven wat u daarvan
vindt. Duidelijk is dat het gecoördineerd moet gebeuren door alle instellingen
die erbij betrokken zijn en dat is iets wat op dit moment nog in onvoldoende
mate het geval is.
De opmerkingen ten aanzien van het stimuleren van de deelname van buiten
landse peuters aan het peuterspeelzaalwerk. Ik denk dat het toch beter
is om eerst de uitwerking van het onderzoek en de resultaten daarvan te
bekijken alvorens daar een oordeel over te geven. Wel moet me van het hart
dat duidelijk is dat het niet alleen een financiële belemmering zal blijken
te zijn bij de buitenlandse ouders, maar dat het vooral een culturele aange
legenheid is waardoor de peuters niet naar de peuterspeelzaal gaan. Ik denk
dat met name daar goed naar gekeken zal moeten worden, hoe daar iets aan
te doen valt, want de financiële bereidheid zal gelijk oplopen met de ver
anderingen in houding in cultureel opzicht tegenover het peuterspeelzaalwerk
en het belang dat men eraan hecht voor het kind. In die zin reageer ik
naar de heer Krijger, maar ook naar de heer Baks, waar hij denk ik toch
een iets te zwaar accent legt als hij een vergelijking trekt met Nederlandse
ouders die in vergelijkbare omstandigheden zouden zijn. Ik denk dat dat