1 O april 1986
- 4 -
wij daarbij geenszins uit, dat de voorgenomen heroverweging beperkt zou
kunnen worden tot het oplossen van knelpunten.
Met punt 1 van uw raadsvoorstel heeft de CDA-fraktie aanzienlijk meer
moeite. Als wij ons daar nu op vastleggen, is de eventuele weg terug
bijna onbegaanbaar. Op bladzijde 4 van het raadsvoorstel zegt u - en
ik citeer- "omdat ook van de uitgangspunten geldt, dat de raad daarop
terug kan komen indien bij de verdere uitwerking dermate veel zwaarwegende
nieuwe problemen aan het licht komen...." enz.
U betreurt het, dat het personeel zich anders opstelt dan u wellicht
had verwacht of gehoopt. Maar ondanks dat, zet u toch de trein op de
rails in de door u gewenste richting. En hoewel het personeel de door
u genoemde uitgangspunten niet onderschrijft, verwacht u van ons dat
wij dat wel zullen doen. Ik wil van de zijde van het college wel eens
weten wat men onder "zwaarwegende nieuwe problemen" verstaat. Kennelijk
is het zo, dat een afwijkende mening van de kant van het personeel niet
zwaarwegend is. Wilt u dat eens nader verklaren? Wij vinden dat de bezwaren
van het personeel door het college heel zwak worden weerlegd. Als voorbeeld
daarvan zou kunnen dienen de brief van het secretariepersoneel waarin
zij hun bezwaren schriftelijk kenbaar maken en die bezwaren worden dan
simpelweg ter vergadering afgedaan met: "u begrijpt het allemaal verkeerd".
Het zal u duidelijk zijn, mijnheer de voorzitter, dat onze fraktie voor
wat betreft dit punt hele grote twijfels heeft. Ik heb er in het begin
van mijn betoog op gewezen en het ook in de commissie a.b.z. verwoord,
dat zonder de steun van het personeel de hele operatie gedoemd is tot
mislukken. Als ik daarbij dan nog de reakties betrek van het personeel
van de Sportstichting, dan versterkt dat deze indruk alleen maar.
Resumerend, mijnheer de voorzitter, stemt de CDA-fraktie in met punt
2 en 3 van uw voorstel, maar met de aantekening dat uw brief van 9 april
j.1. daarvan tevens deel uitmaakt.
Het 1e punt van uw voorstel roept zoveel vraagtekens en weerstanden
op, dat het ons inziens beter ware de beslissing daarover uit te stellen
tot er meer duidelijkheid is over het feit hoe het personeel daarop
reageert. Dit is -voor alle duidelijkheid, voorzitter- slechts een
suggestie. Het zal mede afhangen van de beantwoording door het college
of deze suggestie zal worden omgezet in een voorstel.
Heer VAN GELDER: Voorzitter, wij hebben het besluit genomen in de raad
om de wenselijkheid van een reorganisatie, een heroverweging van de
organisatie, te onderzoeken. In de werkzaamheden die daarop volgden,
in samenwerking met een extern adviesbureau, zijn een aantal sterke
en zwakke punten van de gemeente naar voren gekomen die onderschreven
werden door vrijwel alle betrokkenen. Die sterke en zwakke punten geven
een goede grond om met z'n allen het proces van een reorganisatie in
te gaan. Want, laten we wel zijn, een reorganisatie is niet niets, dat
vraagt van alle betrokkenen een grote inzet, dat vraagt behoorlijke
budgetten. Dat doe je natuurlijk alleen, als de redenen waarom je een
dergelijk proces ingaat voldoende zwaarwegend daarvoor zijn. Als uit
de inventarisatie was gebleken dat slechts op detailpunten problemen
aanwezig waren, dan konden we het hele proces van reorganiseren in de
vorm waarin het nu voorgesteld wordt, vergeten, want dan zijn er een
voudiger, doeltreffender en goedkopere instrumenten om die nuanceringen
die geringe bijsturingen te kunnen bereiken.
De oorspronkelijke uitgangspunten en de bijgestelde uitgangspunten in
het rapport van het adviesbureau worden in feite in het raadsvoorstel
nog een keer genuanceerd. Daarmee is het voor ons de vraag of je nog
van een zwaarwegende reorganisatie mag spreken, of met de openingen
die de nu door u geformuleerde standpunten bieden, niet het resultaat
van de inspannende bezigheid zou kunnen zijn: een slechts op detail-