10 april 1986
- 9 -
besloten, in overleg met a.b.z. tot bijstelling van de operatie. Ik
herinner u aan de vergaderingen in januari waarin wij met a.b.z. uitvoerig
gesproken hebben over bijstelling en dat dat dus meer voorlichting
zou gaan kosten, meer inspraaktijd en ook meer geld. Ik kon op dat moment
echt niet precies zeggen hoeveel meer, want dat wisten we gewoon nog
niet. Op zichzelf is het natuurlijk onplezierig om meer geld te moeten
uitgeven, maar -zoals ik ook van de heer Krijger heb begrepen uit zijn
woorden in a.b.z.- het is een op zich verantwoorde uitgave. Als het
personeel zulke dingen vraagt en je vindt dat zelf ook, dan moet je
de moed hebben om het bij te stellen. Als dat dan wat meer geld kost,
dan is dat jammer, maar dat is dan wel de consequentie. Overigens proberen
we met ons voorstel nu het eigenlijk andersom te doen, door geen 90.000,
maar 37.500,- te vragen. De volgende stap proberen we beter te plannen
en beter te kijken hoeveel er eventueel voor een volgende fase nog nodig
is. Daarmee proberen we uiteindelijk binnen de dan levende verwachtingen
te blijven, zonder voor dit soort verrassingen te komen staan.
Een vierde randvoorwaarde is nauwelijks over gesproken, omdat we een
andere route hebben afgesproken. Die voorwaarde moet wel worden vervuld
alvorens we kunnen spreken van een geslaagde operatie die ook werkelijk
na drie,vier jaar klaar kan zijn: de huisvesting moet worden aangepast.
We komen daar apart op terug.
Een vijfde randvoorwaarde is het overleg met G.0. en M.C. Het overleg
met de organen van het personeel dient op dezelfde wijze te worden voort
gezet als tot nu geschiedt. Dat wil zeggen: zodra een van de partijen
ook maar vindt dat er overleg nodig is, dat we elkaar opzoeken, dat
we elkaar snel kunnen vinden en er ook in informele zin overleg plaatsvindt
Onze ervaring is dat dat vaak buitengewoon goed werkt en ik wil ervoor
pleiten daarmee door te gaan.
Tenslotte is er de laatste randvoorwaarde, waar ik ook mee begonnen
ben vanavond, omdat ik het zo belangrijk vind: de steun van de raad.
Die zes voorwaarden, als we daaraan kunnen voldoen, dan moet het waarachti
lukken. Ik meen dat hiermee de essentie van de zaak door mij is weerge
geven en ik hoop dat met name ook de CDA-fraktie zich in deze beantwoordin
voldoende kan herkennen om ook mee te gaan in het andere punt. Als er
nog opmerkingen zijn, dan hoor ik die graag.
Wethouder OUDEMANS: Voorzitter, de meeste punten heeft u al aangesneden.
Ik kan misschien hier en daar nog een kleine aanvulling geven, misschien
een accent wat anders leggen. Ik zou dan willen beginnen met een opmerking
van de heer Visser met betrekking tot het bureau, omdat dat toch eiger.lij
bepalend is voor de hele procedure die wij tot dusverre hebben doorgemaakt
Ik heb in mijn loopbaan zo'n 6 a 7 keer te maken gehad met een organisatie
bureau en dat verliep dan meestal volgens een bepaalde procedure die
erop neerkwam dat er eerst een mijnheer kwam om de opdracht te halen,
dan kwam er een ander om de opdracht uit te voeren en tenslotte kreeg
je een rapport. Hier heb ik voor de eerste keer een bureau ontmoet dat
een andere weg bewandelt, een weg die wij ook duidelijk hebben gezien.
Die weg is van tevoren aangekondigd. Men is niet bereid te zeggen dat
ze de wijsheid in pacht hebben en dat het zó is. Nee, men wil stap voor
stap met name de begeleiding uitvoeren, in samenwerking. Die samenwerking
is vooral in de tweede herziening tot uiting gekomen, omdat het eerste
uitgangspunt onhaalbaar bleek. Ik geloof dat het een daad is van wijsheid
en goed beleid om dat inziende, terug te keren op je schreden en met
een gewijzigd, minder vergaand voorstel te komen. Daar ligt naar mijn rm
tevens de essentie van het hele gebeuren, namelijk dat duidelijk is
aangetoond dat het college bereid is om te luisteren en te handelen,
door gas terug te nemen. Daarin kunt u ook de zekerheid vinden -daarmee
richt ik mij met name tot het personeel- dat ook in het vervolg in de