nr5
NOTULEN
van het verhandelde in de openbare vergadering van de raad der gemeente
Soest, op dinsdag 29 april 1986 te 19.30 uur.
Voorzitter: de heer mr. P. Scholten, burgemeester;
Secretaris: de heer mr. J.J. Nieuwenhuijzen, loco-secretaris.
Tegenwoordig de leden: J.A. Baks, G. Beijen, W.A. Blaauw, mevrouw A. Blommers
Biezeno, C. Boerkoel, A.W. van den Breemer, J.J. Ebbers, J. van Esseveld,
R.E. van Gelder, mevrouw B.M. Gerritse-van Ee, mevrouw J. Greefhorst- van
Overdam, F. Kingma, A.F.M. Krijger, R.A. van Logtenstein, mevrouw A.M. Meijer
W.R. Meilof, J.L. Menne, J.Th. Oudemans, G.A.W.G.A. Plomp, A.E.C. Pothuizen,
mevrouw W.A.A. Stekelenburg-Ruitenburg, H. Strietman, mevrouw A.D. Tomassen-
Holsheimer, C. Verheus, J. Visser, mevrouw M.J. Weidema-WoensdreCht en
R. Wijmenga.
De VOORZITTER opent de vergadering en heet alle aanwezigen van harte welkom.
In het bijzonder de nieuwe raadsleden die vanavond beëdigd worden en
allen die om hen heen staan -dat zijn er zeer velen, zie ik tot mijn vreugde-
heet ik welkom op deze feestelijke vergadering.
We beginnen met een zeer officieel en belangrijk deel, namelijk de beëdiging
van de leden van de raad, zoals dat in de wet is voorgeschreven. Daartoe
zal ik de eden, respectievelijk beloften die voorgeschreven zijn voorlezen.
Daarna zal ik aan u één voor één vragen of u deze belofte, respectievelijk'
eed wilt afleggen. Ik verzoek u te gaan staan.
Ik zweer of beloof trouw aan de Grondwet en aan de Wetten des Rijks
en dat ik de belangen der gemeente Soest met al mijn vermogen zal
voorstaan en bevorderen.
Ik zal nu aan u vragen of u die belofte wilt afleggen en als u dat wenst,
dan zegt u "dat beloof ik" en als u de eed wilt afleggen, dan zegt u
met de vingers van de rechterhand omhoog "zo waarlijk helpe mij God almachtig
Heer KINGMA: Dat beloof ik.
Mevrouw MEIJER: Dat beloof ik.
Heer BOERKOEL: Dat beloof ik.
Heer VAN GELDER: Dat beloof ik.
Mevrouw STEKELENBURG: Dat beloof ik.
Mevrouw TOMASSEN: Dat beloof ik.
Heer VISSER: Dat beloof ik.
Heer POTHUIZEN: Dat beloof ik.
Heer VAN ESSEVELD: Dat beloof ik.
Heer VAN LOGTENSTEIN: Zo waarlijk helpe mij God almachtig.
Heer MENNE: Zo waarlijk helpe mij God almachtig.
Heer WIJMENGA: Zo waarlijk helpe mij God almachtig.