25 juni 1987
- 39 -
weinig te wensen overlaat. Vanwaar dan alle commotie van de afgelopen weken?
Met name de sportwereld voelt zich overvallen, terwijl er al jaren achtereen
door een ruime meederheid in deze raad bij diverse gelegenheden gepleit
is voor een andere structuur. Ook in het college-overleg is hier uitvoerig
over gesproken en zijn er afspraken gemaakt. Er zou voor 1 april een sportnota
aan de raad worden aangeboden, zoals er ook een onderwijsnota is verschenen.
Maar mede met het oog op de ambtelijke heroverweging is dit voorstel, dat
thans aan de orde is, meegenomen. In dit licht gezien doen de reacties
van de georganiseerde sporters wel wat vreemd aan. Uit deze reacties zou
men de conclusie kunnen trekken dat de politieke partijen, namens welke
ik het woord voer, de sport bewust vleugellam willen maken. Wel, mijnheer
de voorzitter, het behoeft nauwelijks enige toelichting om te stellen dat
deze raad unaniem de sport een warm hart toedraagt. Maar daarom mag je
best van mening verschillen over de structuur van de organisatie. In de
commissie a.b.z. is hierover uitvoerig van gedachten gewisseld. Ik zal
dit niet meer herhalen. Wij -en daarmee bedoel ik dan de vier eerdergenoemde
frakties- zien dit voorstel als een principe--besluit. Om dit nog eens
nadrukkelijk te accentueren, doe ik u hierbij een amendement toekomen om
punt 6 van uw voorstel te wijzigen. Mijns inziens is dit amendement geheel
in de geest van uw laatste brief van 24 juni j.1. Het college gaat met
dit voorstel het overleg in. Dat wethouder Plomp een minderheidsstandpunt
inneemt, wordt uit collegiaal bestuursoogpunt weliswaar door ons betreurd,
maar volledig gerespecteerd. Pikant detail hierbij is natuurlijk weldat
de heer Plomp als verantwoordelijk portefeuillehouder straks namens het
college wellicht deze onderhandelingen zal moeten voeren met de desbetref
fende stichtingen. Alhoewel er ook hier weinig nieuws onder de zon is,
want zijn collega de heer Kingma nam bij de bezuinigingsoperatie ook een
minderheidsstandpunt in en ook hem werd door de raad opgedragen de onderhan
delingen te gaan voeren. En dat werd hem door de heer Krijger en ondergetekende
in niet mis te verstane bewoordingen duidelijk gemaakt. Laat er overigens,
mijnheer de voorzitter, ter zake geen enkele onduidelijkheid bestaan dat
wij de loyaliteit van de heer Plomp in twijfel zouden trekken. Nogmaals,
er is al veel over gezegd en geschreven, zodat ik meen met deze opmerkingen
te kunnen volstaan. Wellicht ten overvloede wijs ik er nog op dat het inge
diende amendement door de vier in de aanhef van mijn betoog genoemde frakties
wordt ondersteund.
VOORZITTER: Ik begrijp dat u namens al die frakties hebt gesproken en dat
ik die frakties dus nu niet meer het woord hoef te geven.
Heer KRIJGER: Mijnheer de voorzitter, het voorstel heet 'vertegenwoordiging
in externe instellingen' en ik denk dan ook dat wij recht moeten doen aan
de titel van het raadsvoorstel en een aantal zaken ook principieel de revue
moeten laten passeren.
VOORZITTER: Mag ik u even onderbreken? De heer Verheus heeft gezegd dat
hij een amendement indiende, maar hij heeft het niet voorgelezen en ik
vind het juist om het nu eerst even voor te lezen, dan maakt het deel uit
van de discussie.
Mede namens de frakties van PvdA, D'66 en P.S. verzoeken wij het
college van burgemeester en wethouders punt 6 van bovengenoemd
agendapunt als volgt te wijzigen:
"Burgemeester en wethouders op te dragen een voorstel voor te bereiden
tot opheffing van de huidige Stichting voor Lichamelijke Opvoeding
en "Sport en de Stichting Zwembaden per 1 januari 1988 en het voorbe
reiden van een nieuwe structuur zonder vertegenwoordigers uit de
politiek en daarover met de belanghebbenden overleg te plegen."