17 september 1987 - 6 - dat ik al eerder genoemd heb. Dat wil ik toch nog een keer herhalen. Als er een man en een vrouw solliciteren die absoluut gelijkwaardig zijn, zeer geschikt voor een functie en de man is twee jaar werkloos, die heeft een gezin, zijn vrouw is werkloos en de vrouw die solliciteert die heeft een baan, is niet getrouwd, die heeft geen gezinsinkomen, dan wordt in dit geval -als ze absoluut gelijkwaardig zijn- de vrouw aangenomen die van een andere baan in deze baan terecht komt en de man, die al twee jaar werk loos is, met een vrouw die ook geen werk heeft, wordt niet aangenomen. Dat is de absolute consequentie van dit verhaal. Ik weet uit het commentaar van de ambtenaren op deze zaak dat dit in de praktijk waarschijnlijk niet zal gebeuren, omdat men zich bewust is dat dit irreëel is. Maar wij leggen als gemeenteraad nu op dit moment vast dat dit moet gebeuren. Dat vind ik een pijnlijke zaak. Voorzitter, een andere zaak waar ik nog even een klein commentaartje bij wil geven, is de zaak dat wij een Landjuweel hebben beleefd, een heel plezierige zaak, waar een groot aantal partijen toch eigenlijk best trots op is, daar heel gelukkig mee is, ook met de zaken die daar gevierd zijn. Nu hebben wij als één van de bezigheden daar een zaak gehad: het keuren van dames op meerdere onderdelen, zoals ik dat in Zwolle regelmatig op de veemarkt tegenkom. Ik vind het pijnlijk dat ik daar zelfs namen VOORZITTEREven wachten, mijnheer Meilof, ik ga u langzamerhand onderbreken. Want ik meen hier te mogen constateren dat het hier gaat om een zaak van een particuliere organisatie, het Landjuweel. Dat is niet iets waar wij hier in de raad op dit moment over kunnen spreken, a. omdat het niet direct tot onze competentie behoort en b. omdat het niet op de agenda staat. Het heeft niets te maken met het emancipatiebeleid van de gemeente en ik verzoek u dit onderwerp na de raadsvergadering eventueel naar buiten te brengen, maar niet nu bij de behandeling van dit agendapunt. Heer MEILOF: Voorzitter, ik wilde deze zaak ook helemaal niet disputabel stellen, ik wilde alleen zeggen dat daar namen aan gekoppeld zijn van personen waarvan ik niet begrijp dat deze zelfde personen voor het emancipatiebeleid kunnen zijn dat nu hier op tafel ligt, omdat het een van de minst geëmaci- peerde bezigheden is die ik mij voor kan stellen. Dat vind ik pijnlijk om dat te ervaren. Misschien dat iemand of enkelen dat nog kunnen motiveren, ter wille van de duidelijkheid. Nogmaals, ik ben een groot voorstander van een gezonde emancipatie, een gezonde plaats van man en vrouw in de samenleving, een eerbare plaats. Ze zijn allebei als uitermate waardevolle schepsels van God hier op deze aarde gezet. Maar niet een geforceerde uiteen rafeling van hun plaats, waardoor we nu terecht komen in een situatie van positieve discriminatie. Dus ik zal niet voor dit voorstel stemmen. Heer BQERKOEL: Mijnheer de voorzitter, ik zal niet ingaan op de woorden van de heer Meilof. Ik denk dat deze notitie een uitstekende notitie is, zeker omdat die gedragen is door alle lagen van de bevolking en door veel vrouwen, vertegenwoordigd in die lagen, zowel in de stuurgroep als in de werkgroep. Ik heb nog een paar opmerkingen, die ik graag aan u voor zou willen leggen en die gaan over de aanbevelingen zoals ze in de notitie staan. Bij werving heeft u het over gelijkwaardigheid. Er is niets subjec tiever dan het woord gelijkwaardigheid. Ik zou dan ook willen vragen of dat verder uitgewerkt zou kunnen worden in het actieplan, zoals u zegt. U heeft het over positieve advertenties. Dan denk ik dat het duidelijk voor u moet zijn dat het niet advertenties kunnen zijn met alleen M/V. Positieve advertenties geven iets anders aan. Mag ik van u horen of dit op deze manier ook gedacht is? Als u het heeft over de deeltijdarbeid -u zegt het nog een keer in de brief die u ons gestuurd heeft naar aanleiding van de com missievergadering- dan zou ik graag het woord 'bloktijden' in het actieplan verwoord willen zien. Als het gaat over onderwijsbanen, dan denk dat het

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1987 | | pagina 187