19 februari 1987 - 6 - 18. Voorstel van de commissie voor de beroepschriften tot het gegrond verklaren van het door de heer D. van Loon namens de heer J.P. Sluis ingestelde beroep tegen de weigering door burgemeester en wethouders vergunning te verlenen voor het overkappen van het terras achter het pand Burg. Grothestraat 37. VOORZITTERHeeft de woordvoerder van de commissie voor de beroepschriften er nog behoefte aan dit toe te lichten? Heer EBBERS: Voorzitter, in eerste instantie niet, ik dacht dat met name op bladzijde 6 duidelijk is geworden wat de overwegingen geweest zijn. Ik denk dat we het beste even kunnen afwachten of er nog reacties nodig zijn. Heer VERHEUS: Voorzitter, bij dit agendapunt zou je bijna geneigd zijn om te spreken van een keerpunt in het gemeentelijk ruimtelijke ordenings beleid. Terecht heeft het college van B&W geweigerd om voor deze overkapping een bouwvergunning af te geven. Immers, elke andere beslissing zou in strijd geweest zijn met de wet. Nu heeft de commissie voor de beroepschriften het beroep van appellant gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard. Hoewel onze fraktie begrip kan opbrengen voor de beslissing van deze commissie, zullen slechts een tweetal leden van mijn fraktie dit voorstel van de commissie steunen, hoe laakbaar zij de gevolgde handelwijze van appellant ook vinden. Het heeft geen zin om de hele geschiedenis nog eens te herhalen, daarom slechts een paar kanttekeningen, mijnheer de voorzitter. Het door mij bedoelde keerpunt in het r.o. beleid maakt ons inziens de weg vrij voor herhaling. Wat moet een burger nu wel denken die bijvoorbeeld een bouwvergunning vraagt voor een simpele dakkapel en zijn aanvraag enkele malen ziet geretourneerd met de mededeling dat de gevraagde dakkapel iets te hoog en een volgende maal weer iets te breed is? Als de raad het voorstel van de commissie voor beroepschriften volgt, kan dat voor de toekomst wel consequenties hebben. In het onderhavige geval gaat men eerst bouwen, ver volgens wordt een artikel 19-procedure gestart, terwijl een artikel 19- procedure, volgens de toelichting van het college, hier in feite onmogelijk is. Een illegaal bouwwerk -en daar gaat het hier om- afbreken is dus kennelijk onmogelijk. Dus in het vervolg eerst maar bouwen en dan vergunningen aanvragen! Eigenlijk is het te gek om los te lopen. Tot slot, mijnheer de voorzitter, een vraag aan het college. Waarom is er niet ingegrepen toen geconstateerd werd dat de clandestiene bouw, na even stilgelegd te zijn, weer opnieuw werd hervat? Waren er toen op dat moment geen middelen, geen sanctiemogelijk heden om te voorkomen dat we nu voor een feit staan dat we achteraf een procedure in werking gaan stellen die naar het oordeel van het college -en terecht, op grond van de bestaande voorschriften en op grond van de Wet op de ruimtelijke ordening- niet mogelijk geweest zou zijn. Heer VISSER: Mijnheer de voorzitter, wat de heer Verheus niet is opgevallen staat op bladzijde 3 en daar wil ik van u toch wat opheldering over hebben. Er staat dat appellant steeds te goeder trouw is geweest omdat hij uit ambtelijke en politieke kring had vernomen dat de bouwvergunning geen pro blemen zou opleveren. Alles wat de heer Verheus schetst is juist, namelijk dat op deze manier er toch wel wat dingen veranderen in Soest op dit gebied als wij dit allemaal zo doen. Ik zou van u eens willen weten wat u voor geruchten heeft verspreid vanuit uw college dat die bouvergunning geen problemen op zou leveren. Verder zou ik willen weten welke ambtenaren ge ruchten hebben verspreid rond appellant dat die bouwvergunning geen problemen op zou leveren. Want inderdaad, ik denk dat als ik een paar honderd ambtenaren hoor praten plus 27 raadsleden dat ik mijn gang kan gaan, dan zou ik ook mijn gang gaan en gewoon doorgaan met bouwen en denken dat het allemaal wel in orde komt. En warempel, het komt ook in orde. Want wie schetst mijn

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1987 | | pagina 27