16 november 1987
- 54 -
is. Dat was ik u inderdaad nog verschuldigd.
Dan de openbaarheid van de besluitenlijsten. Ik kan verwijzen naar een
discussie die daarover plaatsvond -voor mijn tijd overigens- over de verwarring
die het gegeven heeft, met name onder het publiek, toen er sprake was van
het publiceren van complete besluitenlijsten. Toen is er besloten -zo heeft
de heer Van Os mij vanochtend nog meegedeeld- om de huidige procedure in
te voeren, die op zichzelf heel goed werkt en waar we ook van de publiekskant
en van de perskant goede ervaringen mee hebben. Dat betekent dat er in
feite een actieve openbaarheid wordt betracht in die zin, dat de voorlichter
na afloop van de B&W-vergadering actief die besluiten die daar maar enigszins
voor in aanmerking komen, met bescherming anderzijds van de privacy als
het mensen betreft -heel vaak zijn er namen genoemd of gevallen waarvan
je zegt: die zijn daar niet voor geschikt- in de openbaarheid brengt. Bovendien
is er een controle van de raad mogelijk, doordat het ter inzage gelegd
wordt in de raadskamer. Dat is het huidige systeem, dat werkt goed en ik
zou u niet raden om de zaak weer te gaan wijzigen. Als u zegt -daar knoopt
u het aan vast- dat u te weinig informatie heeft gehad naar aanleiding van
de reinigingsontwikkelingen, dan vind ik dat een geval apart. Dat heeft
niet zozeer te maken met het systeem dat wij hanteren voor het bekend maken
van besluiten van B&W. Als we daar nog eens naar kijken, dan kunnen we
bekijken wat we daar dan fout gedaan hebben, te laat hebben gedaan en hoe
we dat zouden kunnen verbeteren.
Het Vredesfonds, daar gaan wij morgen in B&W over praten. Mijn persoonlijke
opvatting is dat we daar toch een zekere voorzichtigheid bij moeten betrachten
juist omdat het hier om een zeer omstreden onderwerp gaat, waar men zeer
verschillend over denkt. Ik vind dat wij als gemeentebestuur daar voorzichtig
mee moeten omgaan. Ik zal dan ook een afgewogen voorstel aan het college
daaromtrent doen. U hoort daar nog van.
Ik zou nu de vergadering willen afronden. Ik constateer dat de algemene
beschouwingen kunnen worden afgerond en dat er nog wel een aantal moties
zijn die dus woensdag verder aan de orde komen. U bent daar vrij in, maar
mijn ervaring is dat als er heel veel moties worden ingediend van de één
dat weer moties van de ander uitlokt en dat je in een motie-sfeer terecht
komt waar het mes heel snel bot wordt. Dan zult u tegenwerpen, mijnheer
Van Gelder: ja, dan had u maar concreet moeten antwoorden, dan hadden we het
niet gedaan. Ik vind dat toch een middel, dat raad ik aan, waar selectief
gebruik van gemaakt zou moeten worden.
Heer VAN GELDER: Ik denk toch dat daar een misverstand over ontstaat en
ik wil dat graag rechtzetten. Wij hebben bij andere begrotingsbehandelingen
vrijwel altijd verwarrende toestanden gehad over voorstellen die door frakties
waren ingediend en die niet in stemming gebracht werden, etc. Ik kan mij
dat best voorstellen. Het is niet zozeer dat ik daarmee kritiek op de gang
van zaken heb, maar ik stel wel vast dat wij dan achteraf vaststelden dat
wij een voorstel hadden gedaan dat nooit in stemming was gebracht. Dus
wat hebben we nu gedaan? We hebben gezegd: er staan een heleboel punten
in die we belangrijk vinden. Dat zijn sommige financiële voorstellen en
een beperkt aantal uitspraken van de raad. We hebben dat voor deze begrotings
behandeling op papier gezet, op een apart blaadje. We kunnen dan ook, als
het niet overgenomen wordt of als we het, gelet op de discussie, willen
aanhouden, gemakkelijk gebruik maken van dat blaadje papier. U moet dat
zien als een bijdrage van onze kant om voorstellen die we gaven en ter
besluitvorming willen voordragen, ook in de besluitvorming te krijgen.
Ik begrijp niet wat daar op zich tegen is, want het hoort toch een beetje
bij dit soort vergaderingen.
VOORZITTER: Je kan er, zoals ik al zei, genuanceerd over denken. Ik zou
er nu maar niet verder over willen debatteren, ik zou alleen willen vast-