19 februari 1987
- 7 -
verbazing dat, hoewel ik zeer veel waardering heb voor mijn collega's in
de beroepschriftencommissie, ik toch moet vaststellen dat in die beroep
schriftencommissie collega's zitten die in de commissie ruimtelijke ordening
hebben gezegd dat het helemaal niet kon en kennelijk een paar weken later
in de beroepschriftencommissie tot de ontdekking zijn gekomen dat het allemaal
wel kan. Als ik dan zie dat in het besluitenlijstje van B&W nog wel vaker
brieven zijn verschenen en u beslissingen hebt genomen om illegale bouwers
aan te schrijven om hun illegale bouwwerken af te breken, dan denk ik:
wat moet Soest hier nu wel niet van denken? Kun je nu zomaar inderdaad je
gang gaan, hoeft het allemaal niet meer, kun je de wet gewoon opzij zetten?
De een kan kennelijk gewoon bouwen wat hij wil omdat hij daar de mogelijkheden
en misschien ook de financiën voor heeft, maar ik denk dat er een groot
aantal burgers is dat niet die mogelijkheden heeft en de financiën om maar
door te gaan, te procederen, hun bouwwerken te laten staan en het risico
te nemen. Ik denk met de heer Verheus en zijn partijgenoten die het met
hem eens zijn, dat wij op een verkeerde weg zijn en dat we het gewoon niet
kunnen maken tegenover al die anderen in Soest die dat ook doen en straks
ook voor het blok komen te staan. Het wordt steeds moeilijker, ik las vandaag
ook een artikel in de krant over problemen rond een dergelijk horecabedrijf.
Men vreest dat het gewoon allemaal maar kan. Ik zou daar uw mening wel
eens over willen horen, vooral over die geruchten waardoor mensen kennelijk
het idee hebben dat het allemaal maar mogelijk is.
Heer KRIJGER: Mijnheer de voorzitter, twee elementen wil ik noemen. Aller
eerst de voorgeschiedenis van een zaak zoals die nu voorgelegd is. Dan
denk ik dat er een aantal signalen toch wel uit de raad kunnen komen, moeten
komen in de lijn van de heer Verheus en de heer Visser. Als we niet uitkijken
gaan we een gevaarlijke weg op, dan gaan zich zaken ontwikkelen die we
later nog een keer voor toetsing krijgen voorgelegd. Daar moeten we goed
op letten, dat het niet de indruk mag geven op een gegeven moment dat als
je het zo maar doet dat het vanzelf wel goed komt. Een tweede punt waar
ik op in wil gaan is wat de rol is geweest van de commissie voor de beroep
schriften. Ik denk dat die goed werk heeft verricht door de neiging die
je al hebt om te zeggen dat de procedure al zo fout is geweest dat dit
eigenlijk niet mag, dat men toch nog kans heeft gezien om tot een stedebouw-
kundige afweging te komen. Daar had het eigenlijk in het begin al om moeten
draaien, die toetsing had moeten kunnen plaatsvinden waarbij iedereen zich
houdt aan de afweging die daarbij nodig is zodat er vroeg of laat een uit
spraak komt. Die uitspraak komt er nu nog niet, want nog is medewerking
nodig van de provincie, nog houdt het een artikel 19-procedure in. Wat
dat betreft wordt hier dus niet in finale beslist, laat ik het zo maar
noemen. Die overwegingen: de procedure is goed fout geweest, de indrukken
die gewekt zijn met betrekking tot goeder trouw of kwader trouw, zijn bij
mijn fraktie zeer lang aan de orde geweest, omdat het zo niet kan. Desondanks
omdat de commissie beroepschriften toch heeft kans gezien, los van de voorge
schiedenis, een hele zorgvuldige stedebouwkundige afweging te geven, zijn
wij het nu eens met het voorstel van de beroepschriftencommissie, wel consta
terende dat daarmee niet het laatste woord hierover gezegd is.
Heer BOERKOEL: Mijnheer de voorzitter, ondanks wat de heer Krijger zegt
over de afweging die zijn fraktie gedaan heeft ten aanzien van het stuk
dat voor ons ligt, denk ik dat het goed is om aan iedereen duidelijk te
maken wat de gemeenteraad in Soest vindt van illegaal bouwen. Ook in de
commissie ruimtelijke ordening heeft onze fraktie duidelijk naar voren
gebracht wat ons standpunt is. Ik denk dan ook dat ik de vragen zoals gesteld
door de heer Visser en de heer Verheus even afwacht om dan een standpunt
te gaan bepalen.