18 november 1987
- 65 -
Wethouder KINGMA: Die wijziging is akkoord, hoor.
Heer BAKS: Is dat akkoord? 'Dwingende maatregelen' veranderen in 'stimulerende'?
Prima. Dank u.
Heer EBBERS: Voorzitter, ik denk dat ik het hierbij moet aanknopen. Ik had
graag eens geweten hoe het nu eigenlijk staat met de realisering van het
Dorpshuis in zijn nieuwe stijl. Je ziet er niks gebeuren. Elke dag is het
nog donker, dus er gebeurt helemaal niets. Wat gebeurt er nu wel?
Heer BAKS: Eén vraag, voorzitter. Bespreken we nu ook de voorstellen rond
de bezuinigingsoperatie die wel en niet doorgegaan is. Zit die nu vast
aan het welzijnsplan of zo bij de rest van de sector?
VOORZITTERWe spreken dus nu over dat hele stuk.
Heer BAKS: Dan had ik bijna mijn kans voorbij laten gaan. Voorzitter, als
we het daar ook over hebben dan moet mij wat van het hart. Het welzijnsbeleid
van de gemeente Soest kenmerkt zich haast door het plaatje van drs.P. 'heen
en weer', oftewel, tussen mee- en tegenvallers. Zodra er een tegenvaller
is dan roepen we ach en wee en komen er bezuinigingsvoorstellen. Zodra
er een meevaller is duikt iedereen daar bovenop en worden de bezuinigingen
ongedaan gemaakt, wat erop zou lijken dat we alleen door de welzijnsbezuinigingen
ongedaan te maken en niet inhoudelijk te praten, zouden scoren. Mijnheer
de voorzitter, wij hebben geprobeerd in de commissie welzijn duidelijk
te maken dat alleen al het woord 'bezuinigingen' voor ons betekent dat
er geen inhoudelijke visie en beleidsgedachte aan ten grondslag lag. Wij
hadden toen willen pleiten voor ombuiging en daardoor een heel andere manier.
Nu komt het college zelf dus weer een bezuiniging voor 1988 ongedaan maken.
Wij hebben daarmee ingestemd, maar dat wil niet zeggen dat het daarmee
voor ons is afgedaan. Onze fraktie wil zo middels een motie een gedachte
van de raad uitgesproken hebben. Wij zouden erg graag willen dat we nu
eindelijk eens durven een inhoudelijke discussie aan te gaan, inhoudelijk
tegen elkaar durven zeggen: dat willen we met het welzijnswerk in onze
gemeente, we hebben aangenomen met elkaar de hoofdlijnen van een te voeren
welzijnsbeleid en daar houden we ons aan. Of niet, maar dat moet dan maar
eens uitgesproken worden. Ik moet voor een stukje met de heer Visser meegaan
als hij in zijn algemene beschouwingen zegt: de instellingen worden onderhand
murw gemaakt. Ik denk dat dat zo is omdat er iedere keer weer iets komt,
weer op en af, heen en weer, terwijl er geen duidelijkheid komt. Men mag
toch van dit college verwachten dat er een beleidsplan, een beleidsvisie
ontwikkeld zou kunnen gaan worden rond het hele welzijnsgebeuren. Misschien
dat die er is, maar het is nog niet op tafel gekomen. Daarom willen wij
proberen, middels een motie, die op tafel te krijgen. Wij hebben een aantal
uitgangspunten op papier gezet die stroken met de hoofdlijnen van het te
voeren welzijnsbeleid en die uitgangspunten resulteren bij ons in een uitnodi
ging aan het college om in de raadsvergadering van februari een voorstel
te doen omtrent de invulling van een ombuiging, een ander financieringssysteem
ingaande 1989- Waarom in februari? Per 1 april moeten alle instellingen
hun begrotingen weer ingediend hebben voor 1989. Indien mogelijk moeten
de instellingen in kunnen spelen op het eerste stukje beleid dat de gemeente
uitzet en waar wij ons ook aan zouden willen houden, zonder weer heen en
weer geslingerd te worden door de mee- en tegenvallers. Ik denk dat het
allemaal niet populair klinkt, maar dat hoeft ook niet. Het gaat erom dat
we eindelijk een stuk visie uitdragen met elkaar wat we ook hard durven
maken en wat ook duidelijkheid schept naar de burgerij toe en naar de instel
lingen toe. Dat getuigt van politieke moed en het getuigt in de visie van
de CDA-fraktie niet van politieke moed om bij de eerste de beste meevaller