16 april 1987
- 30 -
er één ding uitdrukkelijk bij zeggen. Wij hebben een brief verzonden op
8 april, waarin een opmerking staat over de jacht, namelijk over de procedure
die wij hadden gedacht te volgen: twee jaar lang inventariseren, twee jaar
van de zes jaar zijn wij doende een wildbeheersplan op te stellen en daarna
zal op basis van het wildbeheersplan eventueel tot afschot kunnen worden
overgegaan. In die twee jaar kan het natuurlijk best voorkomen -daarom
hebben wij de verhuur ook in laten gaan vanaf oktober- dat wij tot afschot
verplicht zijn. Er zijn inderdaad situaties waarvan je moet zeggen dat
er overlast is. Er kunnen zieke dieren zijn en dat is geen overlast voor
ons maar dat kan voor de dieren zeer vervelend zijn. Ook de kraaien en
eksters zijn niet uit te vlakken.U heeft hier vanavond die leuke volière
kunnen zien, u heeft de zangvogels gehoord en ik geef u de garantie dat
wij er in Soest te weinig horen, vooral aan de randen van de bossen. Dat
heeft zijn redenen in het wegvangen door de kraaien en eksters, die ook
de nesten vernielen. Ik denk dat dat best kan worden aangepakt als die
overlast er is. De heer Krijger heeft het stuk van de Vereniging tot Natuur
Behoud heel goed gelezen, daar stond inderdaad een oplossing in om te komen
tot een wildbeheerseenheid. Dat is een nieuw woord en dat is in onze stukken
nog niet voorgekomen, maar de intentie van de opmerking kan ik mij heel
goed indenken omdat het in wezen een groepje mensen is waaraan je toevertrouwt
het opstellen van, het meewerken aan een wildbeheersplan en ook eventueel
het begeleiden van de uitvoering daarvan.Eventueelwant dat is nog altijd
het geval, we hebben in Soest helemaal geen overdaad aan af te schieten
dieren op dit moment. Het kan zijn dat het in de toekomst wel zo wordt,
maar dat kan ik niet voorspellen. Daarom hebben wij ook die periode van
zes jaar in twee stukken gehakt, een eerste fase die in wezen bedoeld is
om te inventariseren en met de daarvoor geselecteerde jagers tot een wild
beheersplan te komen. Wie zouden het beter kunnen dan die mensen? Het zijn
vaklieden. Elke jager is niet een misdadiger, mijnheer Visser, het zijn
vaklieden die hun vak verstaan en die in overleg met en met steun van onze
dienst jagen. Ik wil in herinnering brengen de heer Van Laar, die ik vandaag
nog daarover gesproken heb, die zeer deskundig is op het gebied van bosbeheer,
die zal zeker niet toestaan dat er dingen gebeuren die niet door de beugel
kunnen. Wij denken dat wij met het totaalvoorstel dat voor u ligt, heel
ver kunnen komen. Het instellen van een wildbeheerseenheid wil ik meenemen,
ik denk dat het een goede gedachte is. Aangezien we de uitwerking van het
opzetten van het wildbeheersplan nog niet hebben gedaan, denk ik dat het
heel verstandig is om dat nog eens na te lezen. Indien het ook maar enigszins
mogelijk is, mijnheer Krijger, wil ik u dat wel toezeggen dat we daartoe
overgaan. Dat is dus geen aparte commissie, het is gewoon een groepje mensen
dat daarvoor geselecteerd is, dat het kan assisteren. Dat is ook een deel
van de beantwoording van de vraag van de heer Wijmenga. Ik dacht daarmee
te kunnen voldoen. De heer Meilof heeft geconstateerd, vooral na de toelichting
dat het voor hem een stuk acceptabeler werd om te komen tot zijn goedkeuring
van dit voorstel. Ik kan inderdaad zeggen dat wij ook wel moeite hebben
gehad met die periode na twee jaar. Wat doe je nu als mensen daar toch wel
een aanzienlijke som geld voor geven? Je kunt zeggen dat het hun hobby
is, dus dat ze het er maar voor over moeten hebben. Dat kan zo zijn, maar
als daar totaal niets tegenover staat -dat zal moeten blijken uit het wild
beheersplan- dan hebben wij toch de intentie om te zien of je dan wel in
alle redelijkheid daar een aanzienlijke som geld voor kunt vragen. Dat
staat ter discussie, ik geloof dat ik u moet zeggen dat, afhankelijk van
de situatie en de uitkomsten van de inventarisatie en de eventuele conse
quentie daarvan zal worden herbezien of je dan tot die som geld moet over
gaan of dat je voor een nader jaar moet uitstellen. Progressief Soest.
Ik heb al een deel van de beantwoording aan de heer Visser gedaan en ik
betreur het dat hij vanavond een naam heeft genoemd, want dat was niet
nodig. Niet alleen was het niet nodig, het is ook volkomen ten onrechte.