19 mei 1988
- 2 -
hinderwetvergunning en bent u bereid beide voor ons ter inzage te
leggen? Gelden deze normen ook voor de geluidsoverlast? Wat zijn de
bevindingen van deze ambtenaren in het algemeen ten aanzien van dit
bedrijf?
Het antwoord daarop is: Er is door ons -dus door het college- een norm
geformuleerd voor wat onder voorschrift 14 moet worden verstaan. Dat is het
voorschrift dat daarover gaat en dat luidt: "De inrichting moet schoon
worden gehouden en in goede staat van onderhoud."
De desbetreffende brief waar u over vraagt, hebben wij 'voor u ter inzage
gelegd. Overigens is na verzending van deze brief c.q. de ontvangst van de
uitnodiging van het bedrijf aan de leden van de commissie ruimtelijke
ordening de situatie aanmerkelijk verbeterd. Voor wat betreft de
uitnodiging zult u binnenkort bericht krijgen van ons wanneer die verder
kan worden uitgevoerd.
De norm in de hinderwetvergunning met betrekking tot de geluidsoverlast is
eenduidig. Daarnaast is als bijzonder geluidsvoorschrift opgenomen dat de
inrichting tussen 19.00 uur en 07.00 uur niet in werking mag zijn. Tegen
overtreding van dit voorschrift is tot nog toe driemaal proces verbaal
opgemaakt. De algemene indruk is dat alle voorkomende problemen terug te
voeren zijn op gebrek aan inpandige bedrijfsruimte. De directie van het
bedrijf stelde overigens bij vestiging dat haar opdrachtgevers eisten dat
alle papier, gelet op de vertrouwelijkheid van de te vernietigen stukken,
inpandig verwerkt dienden te worden. Het is mogelijk dat die eis is komen
te vervallen, dan wel dat de huidige opdrachtgevers minder eisen stellen.
Waarom heeft het bedrijf niet de voorgeschreven grofmazige hekken,
zogenaamde papiervangers, aangebracht volgens het Koninklijk Besluit
van 19 november 1986, nummer 24?
Het antwoord daarop luidt: Uit financiële overwegingen. Daarbij zij
opgemerkt dat de afdeling beroepen van het Ministerie van V.R.O.M.
medegedeeld heeft dat een constructie met damwandprofielen milieu-
indifferent is, dat wil zeggen op milieuhygiënische gronden evenzeer
aanvaardbaar is als het grofmazige hek.
In uw brief nr. 9414 van 14 september 1987 meldt u een
dwangsomprocedure op te schorten tot 1 maart 1988 en daarna een
sluitingsbevel uit te vaardigen. Wat is na 1 maart precies gebeurd?
Het antwoord is: Het bedrijf had tot 1 maart 1988 de tijd gekregen om het
bewuste hekwerk dan wel de schutting te plaatsen. Op 1 maart werd
geconstateerd dat hieraan was voldaan, zie ook het antwoord op vraag 2, en
werd het invorderen van de dwangsom opgeschort.
Had de mondelinge toestemming tot het neerzetten van een groen metalen
schutting, die niet voldoet aan de voorgeschreven eisen, de instemming
van het college van B&W?
Ja, voor zover voldaan moest worden aan het Koninklijk Besluit, met dien
verstande dat de noodzaak om een bouwvergunning aan te vragen daarmee niet
was vervallen.
Deze schutting werd geplaatst zonder bouwvergunning. Wat is in het
algemeen uw reactie op het bouwen zonder bouwvergunning? Wat is in dit
specifieke geval besloten in uw collegevergadering van 3 mei j.1.?
Het antwoord op deze vraag: Stoplegging bouw en laten aanvragen van
bouwvergunning. Dat is besloten. In dit specifieke geval echter hebben wij
besloten in de aanwezigheid van deze erfafscheiding te berusten en het
bedrijf te verzoeken voor de erfafscheiding een beplanting in de vorm van
Servische sparren te plaatsen. Daartoe heeft de portefeuillehouder met de
heer Van der Eist overleg gepleegd. Het resultaat van dat gesprek is dat de
heer Van der Eist toegezegd heeft op zeer korte termijn over te gaan tot de
volgende drie dingen: a. de verwijdering van de damwandprofielen, b. het