16 juni 1988 - 21 - collega. Wethouder KINGMA: Voorzitter, een enkele opmerking maar. Daar waar gesproken werd, met name door mevrouw Tomassen die de geïntegreerde aanpak nogal wijds zag ten aanzien van de ouderen, denk dat dat op zich zeer nastrevenswaardig is om dat zo goed mogelijk te doen. Je kunt twee dingen doen. Je kunt proberen dat praktisch steentje voor steentje bij elkaar te krijgen en na verloop van een aantal jaren zien dat het huis er inderdaad redelijk uitziet. Je kunt ook van tevoren dat op papier zetten. Ik denk dat het resultaat hetzelfde is, alleen in het begin, als je het alleen op papier zet lijkt het mooi, maar is het nog niets, terwijl degenen die ondertussen met die bouwstenen bezig zijn, hopelijk al resultaat kunnen behalen. In dat opzicht is er denk ik nog wat meer aan de hand. U suggereerde dat er een krantebericht over Nieuwegein was, dat gaat wat verder. Naast datgene wat er op het terrein van ouderenzorg al gebeurt, is er gewoon een discussie met name gestimuleerd door de commissie ouderenbeleid om te kijken of wij, naast datgene wat we al doen, nog kunnen profiteren van de aanpak die in Nieuwegein plaatsvindt, die overigens plaatsvindt vanwege het feit dat het een experiment is, nadrukkelijk gefinancierd door W.V.C. Ik denk -en dat merk ik vaak elders, in andere gemeenten- dat wat wij hier stilzwijgend aanvaarden als iets normaals, in andere gemeenten als experiment wordt opgepakt en met veel poeha wordt gepresenteerd. Ik denk dat we wat betreft niet altijd bescheiden moeten zijn en denken dat het in andere gemeenten veel meer gebeurt dan hier. Ik heb sterk de indruk dat er hier verschrikkelijk veel gebeurt. Te verbeteren valt er zeker en leren kunnen we ook van anderen, maar ik denk dat we wat dat betreft niet te negatief moeten zijn. Er is ook een opmerking gemaakt over de eigen behoefte. Die opmerking heb ik in de commissie ook gemaakt en die wil ik hier nog maar eens een keer herhalen. Het verhaal over de eigen behoefte en de mensen die van buiten komen, mevrouw Tomassen noemde het voorbeeld van de 14% premie-A in Overhees die dan van buiten de gemeente kwam. Ik denk dat wat dat betreft de cijfers mistig zijn. Ze lijken helder, maar ze zijn het niet, omdat die cijfers niet weergeven hoeveel mensen van die 14% weer zeer nadrukkelijk economisch aan Soest gebonden zijn en als zodanig volkomen terecht hier hun huisvesting krijgen. Ik denk dat het een aanzienlijk deel van die 14% is. Ik dacht dat het goed was om daar nog even op te wijzen. Mevrouw STEKELENBURG: Voorzitter, ik heb nog een antwoord tegoed over de gemeentegarantie. Dat werd net doorgeschoven, maar ik heb er nog geen antwoord op gehad. - Wethouder MENNE: Voorzitter, ik kan daar wel op ingaan. Ik voel wel voor verruiming van de bepalingen, maar dat is even een ontboezeming. Ik zou daarbij wel meer aan de orde willen stellen en ik denk dat het goed is dat we dat wellicht in gecombineerd commissieverband doen, aangezien het extra- budgettair kan zijn, althans in de solvabiliteit kunnen we dan wat meer crediteuren verwachten. Anderzijds is het ook zo: gaan we er daarbij dan van uit dat bij verruiming van garantiebepalingen, dus koopmogelijkheden verruiming, de 60/40 wordt gehandhaafd? Doen we het daarbinnen of erbuiten? Er zit nogal wat aan vast, maar ik wil er graag over denken en aan de hand van een proeve of een brainstorming met wat gedachten daarover in de commissies komen. Ik weet niet of mijn collega dat ook wil, maar ik ben er wel toe bereid. Mevrouw TOMASSEN: Ik wilde wat vragen, omdat ik het niet helemaal goed begrepen heb. Het plan dat wethouder Plomp ons toezegt, daar gaat hij gauw

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1988 | | pagina 170