16 juni 1988
- 33 -
geval de zaak niet te laten escaleren, door te zeggen dat wij in het
college uiteraard naar aanleiding van signalen die ons bereikten, tot
overeenstemming zijn gekomen voor wat betreft het stuk ter onderbouwing van
een en ander wat we aan de raad hebben toegestuurd en ik denk dat het goed
is om nogmaals te constateren dat het stuk dat we u hebben toegestuurd,
unaniem door het college is uitgezonden, alleen al om te voorkomen dat er
wat dat betreft misverstanden zouden blijven bestaan. Dat is dan ook de
reden waarom ik hoop dat wij vanavond deze laatste vergadering van dit
seizoen op een waardige wijze sluiten en niet op een wijze waaruit zou
blijken dat er wat dat betreft misverstanden zijn. Het college heeft
geprobeerd unaniem een brief tot stand te brengen en daarin uitleg te geven
hoe de situatie ligt, alleen maar ernaar strevend om in het kader van de
mogelijkheden die privatisering nu eenmaal met zich meebrengt, zo goed
mogelijk uitgangspunten en afspraken te maken. Vandaar ons voorstel en ook
vandaar onze mededeling dat we graag in augustus de zaak verder bespreken.
Ik hoop -en ik ben er ook van overtuigd- dat de meerderheid van de raad in
ieder geval toch met ons voorstel zal willen meegaan, nadat men de
toelichtende brief van ons heeft gelezen.
VOORZITTER: Wethouder Kingma krijgt van mij de gelegenheid om een
persoonlijke verklaring af te leggen.
Wethouder KINGMA: Dank u wel, voorzitter. Ondanks het beroep van collega om
met waardigheid te sluiten, maakt hij door zijn eerdere woorden het
onmogelijk om mijn mond te houden. Dat betekent dat ik op dit moment
nadrukkelijk moet zeggen dat ik het initiatief in het college heb genomen,
mede naar aanleiding van datgene wat er in mijn fractie is besproken, om de
zakelijke elementen die in de brief van de PvdA ook worden vermeld aan te
snijden en mede op basis daarvan heeft u een brief gevonden waarin u de
nadere standpuntbepaling van het college terugvindt. Dat lijkt mij
duidelijk genoeg.
VOORZITTERIk stel voor deze discussie op dit punt nu af te ronden en nu
nog eens even over de zaak zelf verder te praten.
Heer VISSER: Eindelijk, voorzitter. In de commissie r.o. hieraan
voorafgaand, heb ik al een aantal argumenten uitgesproken waarom ik tegen
dit raadsvoorstel ben. Want veel belangrijker of een brief op tafel ligt of
niet, is natuurlijk het feit dat wij twee jaar geleden hebben afgesproken
om een haalbaarheidsstudie samen te stellen. Daar hebben we twee jaar op
gewacht en die is er nog steeds niet. In die haalbaarheidsstudie had
natuurlijk moeten staan hoe de exploitatie van het geheel geregeld zou
worden, wat voor financiële risico's we zouden lopen, welke plek we zouden
uitkiezen, kortom, een gedegen rapport waarop wij vanavond een beslissing
konden nemen om 339.000,- in het zwemwater te gooien. Maar helaas, die
haalbaarheidsstudie is er niet. Bij de verkoop van het Soester Natuurbad
heb ik daar ook nog expliciet naar gevraagd en onder hilariteit verklaarde
de heer Meirne dat het weliswaar zo was, maar dat die haalbaarheidsstudie
wel later kwam. Inmiddels zijn we een half jaar verder en de
haalbaarheidsstudie is er nog niet. Dat is de reden dat ik zeg: laten wij
vanavond dit niet doen, maar wachten tot het gedegen rapport, waar ook de
PvdA om vraagt, op tafel ligt. Nu wordt er wel gezegd dat dat in augustus
komt, maar ik ben zo bang dat we in augustus weer niet verder zijn dan we
nu zijn, namelijk dat we nog steeds niet weten wie die zwemaccommodatie
gaat bouwen, wie de zaak gaat exploiteren en wat het risico is voor de
gemeente. Want dat is toch wel interessant. Even dacht ik dat de
onderbouwing van de sporthal er was, maar wie schetst mijn verbazing als ik