15 september 1988 - 6 - leerlingen uit die wijk zich ook bij de Van der Huchtschool aan zal melden. Het is voor mijn fractie duidelijk dat veel Soester ouders -en niet alleen in Soest, want het is een landelijke tendens- bewust kiezen voor bijzonder neutraal onderwijs zoals dat op de Van der Huchtscholen gegeven wordt. Ook mijn fractie is deze vorm van onderwijs niet onsympathiek. De scholen zijn toegankelijk voor kinderen met diverse achtergronden, de betrokkenheid van de ouders bij bestuur en onderwijs is groot. Verder zijn wij ervan overtuigd dat wanneer het bestuur niet de volle overtuiging zou hebben dat het een derde school op verantwoorde wijze zou kunnen runnen, het zeker niet zijn nek uitgestoken zou hebben om met dit verzoek naar het gemeentebestuur te komen. Op grond van al deze overwegingen menen wij dat het aannemelijk is dat een derde Van der Huchtschool van de grond kan komen, omdat zij voorziet in een behoefte aan dit soort onderwijs. Wij wensen dan ook dat de 15 reeds op de school aan de Libel geplaatste leerlingen meegeteld worden, zodat het aantal op de wachtlijst geen 31 maar 46 zal zijn. Het verzoek om plaatsing zou dan alsnog gehonoreerd kunnen worden. Heer MEILOF: Voorzitter, ik vind het een problematische situatie dat je kort voor een dergelijke vergadering een hoeveelheid gegevens ontvangt. Alle overwegingen die mevrouw Weidema nu geeft die kan ik met haar delen. Ik kan mij voorstellen dat ze deze richting is gaan denken als gevolg van de informatie die we gekregen hebben. Tegelijkertijd speelt de informatie uit het papier dat we van u ontvingen een rol. Voor mij is het op dit moment onmogelijk om hier een reële afweging te maken. Als ik nu een afweging maak, dan is dat een gissing van: ik denk dat het beter is om het zo te doen. Dat vind ik niet realistisch. Ik zou het wenselijk vinden dat dit punt uitgesteld wordt en dat we hier een volgende keer met meer informatie en eventueel navraag over kunnen beslissen. Heer BAKS: Voorzitter, formeel vinden wij dat het college ons een goed voorstel heeft gebracht. Wij zijn gehouden aan de Onderwijswet en in die zin is de argumentatie van het college daarop afgestemd. Alhoewel wij met mevrouw Weidema de interpretatie van artikel 57 over plaatsing van leerlingen, discutabel vinden. De 15 die op de lijst geplaatst zijn, zijn dat nu leerlingen met of zonder ergens anders plaats? Wij denken dat het niet aan ons is om daar een interpretatie aan te geven, zodat wij op een eigen wijze een precedentwerking scheppen op grond van de Onderwijswet. Derhalve zullen wij akkoord gaan met het raadsvoorstel. We vragen wel de wethouder, omdat we aannemen dat het bestuur van de Stichting Van der Huchtscholen daartegen in beroep zal gaan, om hen daar indien gewenst zoveel mogelijk bij te helpen, wat ons het voordeel, denk ik, brengt dat er eindelijk in dit soort gevallen een jurisprudentie komt waaraan in voorkomende gevallen die daarna volgen we iets hebben waar op terug te vallen valt. Op dit moment zien wij geen reden om artikel 57 anders te interpreteren dan het college heeft gedaan. Heer POTHUIZEN: Er wordt, mijnheer de voorzitter, aan ons een beslissing gevraagd en dat betekent dat je soms misschien wel tegen heug en meug wel moet interpreteren. Ik stel vast dat het verhaal zoals het door mevrouw Weidema gehouden is, een verhaal is waar wij ons volledig mee kunnen verenigen en wij sluiten ons aan bij het verzoek dat zij heeft gedaan. Mevrouw TOMASSEN: Wij ondersteunen het verhaal van de heer Baks van het CDA. Ook wij vinden de cijfers, daar zijn teveel vraagtekens omheen. Wij steunen dus het voorstel van het college.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1988 | | pagina 223