15 september 1988
- 14 -
Wethouder MENNE: Dat is dus in het algemeen een post onvoorzien. In het
algemeen, even verwijzend naar de recente inbraken, zoals u weet, in onze
eigen gemeentelijke gebouwen, niet scholen zijnde.
VOORZITTER: Mag ik de discussie afronden met de vaststelling dat dit
voorstel wordt aangenomen?
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
23. Voorstel van de commissie van de beroepschriften tot het ongegrond
verklaren van het beroepschrift van Aannemingsmaatschappij A.A. van
Breukelen Zonen b.v. tegen het besluit van burgemeester en wethouders tot
weigering van een vergunning voor de bouw van twee overkappingen op het
perceel Veldweg 2.
Het voorstel wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
24. Voorstel van de commissie voor de beroepschriften tot het ongegrond
verklaren van het beroepschrift van de heer P. Odijk tegen het besluit van
burgemeester en wethouders tot weigering van een vergunning voor het
vergroten en veranderen van een woning op het perceel Koninginnelaan 70.
Heer POTHUIZEN: Voorzitter, mag ik als punt van orde vragen om, lid van de
bezwaarschriftencommissie zijnde, eerst een toelichting te mogen geven?
Gelukkig adviseert de commissie beroepschriften zelden verdeeld, mijnheer
de voorzitter, en de laatste keer die ik mij herinner ging het om het
beroep Lanser en om een kwestie die oplosbaar was door aanpassing in
politieke stellingname door een aantal van ons. Nu gaat het om een kwestie
van andere aard, een kwestie die niet echt opgelost wordt of nu gekozen
wordt voor het advies van de twee leden plus de voorzitter of voor het
advies van de twee andere leden. Over één ding hoeft geen misverstand te
bestaan, de commissie is het onderling meer eens dan uit het advies
blijkt. In goed overleg is besloten in dit moeilijke geval met elementen
van persoonlijke problematiek de beslissing aan de plenaire raad te laten.
Zelf behoorde ik tot de meerderheid van de commissie, samen met collega
Ebbers en de hier niet aanwezige voorzitter, want die is immers geen
raadslid. Wij baseerden onze stellingname op de overwegingen die u op
bladzijde 3 hebt kunnen vinden en op de overweging dat er voor de appellant
een prikkel moet overblijven om elders betere woonomstandigheden te zoeken.
Wij houden het namelijk voor mogelijk dat appellant, een ondernemer,
daadwerkelijk ondernemend daarin slaagt, al zal dat niet gemakkelijk zijn.
En het is vooral met deze taxatie dat de meerderheid zich onderscheidt van
de minderheid. Voor de minderheid zal mevrouw Greefhorst graag toelichten
hoe zij het advies taxeert.
Mevrouw GREEFHORST: Ja, mijnheer de voorzitter, u hoort al van de heer
Pothuizen hoe moeilijk het geweest is, dit beroepschrift. Naar eer en
geweten hebben twee leden toch gemeend dat wij een minderheidsstandpunt
moesten innemen. Er zijn een aantal aspecten aan deze zaak die voor ons zo
belangrijk waren dat we die hier nog wel eens willen benadrukken.
Dat pand wordt al circa 25 jaar als woning gebruikt, waarvan 8 jaar door
appellant. Al die tijd heeft de gemeente dat gedoogd.
Het volgende punt is dat de huidige woon- en leefsituatie volstrekt
onaanvaardbaar is uit oogpunt van volkshuisvesting, maar na verbouwing in
ieder geval wat acceptabeler.