24 oktober 1988
- 23 -
geval is er hoop en er kunnen in de toekomst best nog eens andere visies op
tafel komen.
Wildbeheersplan. U heeft gesuggereerd dat er een gemeentelijk jager zou
zijn. Verre van dat, er is een particulier die van ons het jachtrecht heeft
gehuurd in de gemeentelijke bossen. Die is gekozen, daar heeft de raad in
absolute meerderheid in beslist. Wij zijn nu dat wildbeheersplan aan het
opstellen. U vraag of daar een evaluatie van komt. Ik denk niet dat dat het
juiste woord is. Wij stellen een wildbeheersplan op, daar hebben we een
aantal mensen voor aangezocht. Dat zijn de mensen die ook bij de
behandeling in de raad zijn genoemd. Dat wildbeheersplan is het
uitgangspunt voor de bejaging in de bossen. Natuurlijk zullen wij u daar
inzicht in geven, maar evaluatie daar is het nog lang de tijd niet voor. Ik
heb ook niet de indruk dat dat eigenlijk aan de orde is.
Mijnheer Meilof, u heeft zowel in uw geschriften als mondeling nogal wat
woorden besteed aan het emancipatiebeleid. Ook dat is een toch wel
gepasseerd station in die zin dat wij hier in de raad een emancipatienota
hebben aangenomen en een P&0-(dat is personeel en organisatie)
activiteitenplanning opgesteld en overgenomen. Daarin zitten de aspecten
van een emancipatiebeleid verwerkt. Als u nu de een of andere willekeurige
Amerikaan citeert die zegt dat Monique Knol zo'n kanjer zou zijn omdat ze
fietst als een man, dan vind ik niet dat u daar uw visie ten aanzien van
het gemeentelijk emancipatiebeleid op moet baseren. Ik heb het gevoel dat
wij bezig zijn om op basis van gelijkwaardigheid heel uitdrukkelijk een
beleid te formuleren en uit te voeren zoals dat in de emancipatienota is
genoemd. Ik zou u aanraden om dat nog eens te lezen.
VOORZITTER: De beste bijdrage die het bestuur (dat zijn de raad en het
college) en de gemeente aan het reorganisatieproces zou kunnen leveren, dat
is dat men zich meer zou kunnen richten en moet richten op de burger. Als
er dus door de heer Verheus namens de CDA-fractie aandacht gevraagd wordt
voor hoe de bestuurlijke component in het reorganisatieproces ingevuld moet
worden, voor velen is dat natuurlijk toch nog een punt, dan is dat zeker
een punt van overleg van u en ons gezamenlijk, omdat we daar samen voor
staan. Maar dat uitgangspunt zou ik toch aan het overleg willen meegeven.
In dat licht is ook de extra editie van de Soester Courant een stap
voorwaarts. Ik ben bijzonder blij dat die krant is verschenen, niet omdat
we het in een keer allemaal zo goed hebben gedaan, dat is inderdaad nog
niet het geval, maar wel omdat we daar toch wel mee tot uitdrukking
brengen de verantwoordelijkheid die wij juist bij algemene beschouwingen
hebben, niet alleen tegenover elkaar als politici, maar juist naar de
burger toe waar het om gaat. Ik ben bijzonder blij dat de eerste stap is
genomen en ik hoop dat een evaluatie er inderdaad voor zorg zal dragen dat
we een volgende keer het beter doen. Mogelijk -dat is even vooruitlopend op
die evaluatie- is het een gedachte om de dagen waarop we de algemene
beschouwingen en de behandeling van de begroting houden iets te
verschuiven, zodat beter met de pers kan worden gesynchroniseerd als het
gaat om het uitkomen van kranten en dat soort dingen. Maar dat zouden we
eens verder moeten bekijken. Misschien is dat een gedachte. Een ander punt
is dat je ook misschien aan de krant zou kunnen vragen om eens te vragen
aan de mensen hoe ze over die extra editie denken en als ze hem gelezen
hebben om daar hun oordeel eens over te willen geven. Daar kunnen we
natuurlijk ook ons voordeel mee doen. Maar dat zijn slechts wat
voorschotjes op de evaluatie die dan kennelijk spoedig zal komen, mijnheer
van Logtenstein.
De opmerkingen zoals die in de algemene beschouwingen zijn gehouden en zijn
gemaakt, leiden tot een korte reactie van mijn kant, om nog even bij de
bestuurlijke kant van het reorganisatieproces te blijven, omdat daar een