26 oktober 1988 - 8 - over motie 1. nog wat zeggen. Heer KRIJGER: Mijn fractie staat sympathiek ten opzichte van deze motie, het antwoord van het college betekent in wezen dat wij de SWOS serieus nemen in hun adviserende taak hoe de middelen voor het ouderenbeleid bestemd moeten worden. Die advisering willen wij inderdaad graag afwachten. Daarbij kunnen dan overwegingen worden betrokken zoals vanmiddag hier in deze raadzaal naar voren gekomen. Wij zouden bij dat overleg willen laten betrekken hoe zinvol het is om een onderscheid te maken in prijzen voor twee groepen bejaarden, waarvan zeer arbitrair een grens wordt gesteld: voor die is het 9,- en voor die is het ƒ6,- terwijl het in wezen een basisvoorziening moet zijn voor diegenen die een warme maaltijd moeten kunnen aanschaffen. Dan willen wij laten betrekken in het overleg hoe zinvol het nog is om een onderscheid te laten bestaan. Heer VAN GELDER: Voorzitter, wij stellen het natuurlijk op prijs dat het college positief ten opzichte van initiatieven uit de raad staat, zeker als wij die initiatieven ook nog steunen. Maar dan moet het op een iets andere manier naar onze mening dan het nu net verwoord is. Er staat met name in punt 1 van de motie een verlaging van de prijs van die warme maaltijden. Het lijkt mij dat het de bedoeling is dat het zo gaat worden en dat dan natuurlijk daarna nog kan worden gesproken over allerlei zaken daar omheen. In onze eerdere steun aan de motie hebben wij ook onze kanttekeningen geplaatst bij de aangegeven dekking en wij zouden geneigd zijn nu -omdat als wij besluiten met financiële consequenties nemen we ook over de dekking iets moeten zeggen- akkoord te gaan met het voorstel van D'66 voor de dekking. Maar we zouden op zich het college wel tegemoet willen komen door te zeggen: we stellen als raad nu vast dat de prijs op 6,= komt voor de groepen die genoemd zijn en het college neemt nog mee waar die dekking dan precies uit moet komen. Het gaat nu ook weer niet om zulke gigantische bedragen dat dat niet op een later moment in detail zou kunnen worden vastgesteld, waarbij een mogelijkheid is aangegeven. In die zin zou het kunnen. Maar niet dat er nog een keer gevraagd gaat worden of die 6,= wel de bedoeling is, want dat zou naar mijn gevoel een raadsuitspraak dienen te worden Heer MEILOF: Voorzitter, ik heb in eerste instantie maandag al gezegd dat ik de motie zou ondersteunen. Alleen, de opmerking van de heer Kingma om dit dan eerst toch in de commissie ouderenbeleid te brengen en daar te overleggen en om advies te vragen vind ik realistischer. In die zin ondersteun ik de inhoud volledig, maar ik wil dat advies afwachten. Op dat moment kan de raad alsnog beslissen om te kijken of we tegen het advies van deze commissie in zullen besluiten. Heer VISSER: Voorzitter, bij dat laatste sluiten wij ons aan, omdat ik toch wat meer wil weten van de mensen die ermee te maken hebben hoe pijnlijk het kan zijn dat de een straks minder betaalt dan de ander. Ik wil daar eerst meer over weten dan nu zomaar te beslissen. Dus wij staan sympathiek tegenover de motie, maar de uitwerking ervan weet ik niet of dat een goede zaak is, voordat deze mensen elkaar op een vervelende manier gaan aankijken als de een minder betaalt en de ander meer. Ik wil daar wat meer over weten Wethouder KINGMA: Ik wil toch nog even reageren op de opmerkingen van de heer Van Gelder alsof punt 1 niet zou betekenen dat er financiële consequenties zijn. Dat is namelijk wel het geval. Op het moment dat u nu uitspreekt dat het ƒ6,- moet zijn, dan heeft dat financiële consequenties.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1988 | | pagina 307