10 - 26 oktober 1988 - 11 - Een van de heel belangrijke elementen, waar ik dus even aandacht voor wil vragen, is dat er steeds een suggestie is in dit type besluit dat we hier nemen dat een instelling die een christelijke vlag heeft zoals deze instelling een zekere subjectiviteit in zich heeft zitten. Dat komt dan in onze subsidieverordening welzijn tot uiting waar we zeggen dat iets wat specifieke christelijke achtergrond, specifieke politieke zaken wil stimuleren, de mensen wil opvoeden in politieke zin of in een christelijke zin, die krijgen geen subsidie. Daar sta ik achter. Alleen, iets vanuit die bepaalde christelijke achtergrond valt hier nu automatisch ook onder. Daar heb ik grote moeite mee, vooral omdat hier de suggestie vanuit gaat dat op de huidige instellingen die neutraal heten te zijn wel subsidie wordt verleend. Mijn eigen, directe ervaring is dat de instellingen die op dit moment functioneren onder neutrale vlag zelf ook in bepaalde gesprekken toegeven dat ze bijvoorbeeld eigenlijk liever socialistisch zouden heten, maar dat ze een neutrale vlag hebben omdat het bestuur dat veiliger vindt, ook subsidietechnischZo zijn er een aantal zaken waar ik tegenaan gelopen ben, waarbij ik ontdek dat, omdat het een gereformeerd vormingscentrum is dat ook in zijn naamgeving de erkenning geeft dat het een gereformeerd vormingscentrum is, men daardoor in de moeilijkheden komt. Niet omdat het inhoudelijk fundamenteel anders werkt of omdat het anders omgaat met overbrengen van die waarden, maar het feit dat men het wenst te benoemen, ook naar degenen die daar een cursus wensen te volgen. Daardoor komt een dergelijke instelling in de problemen wat de financiering betreft. Dat is volgens mij een zaak van onderwijsvrijheid. Het moet kunnen dat je deze dingen onder woorden brengt. Daarom kan ik niet instemmen met dit afwijzende besluit. Heer VAN GELDER: Voorzitter, mag ik de heer Meilof vragen om aan te geven welke instellingen die gesubsidieerd worden door de gemeente Soest, te kennen hebben gegeven liever socialistische instelling genoemd te willen worden, maar dat niet doen in verband met de subsidie? Heer MEILOF: Het gaat mij inderdaad niet om een bepaalde instelling hier in Soest die op deze wijze gesproken heeft. Dat heb ik ook niet gezegd. Het gaat mij om vormingscentra in het algemeen waar ik deze feitelijke gegevens tegenkom. Het gaat mij inderdaad niet om de specifieke Soester situatie. Heer VAN GELDER: Dan denk ik dat uw opmerking niet relevant is in het kader van de discussie die we hier voeren. Heer POTHUIZEN: Er zijn enkele vragen gesteld en ik wil een poging wagen namens de commissie om die te beantwoorden. Het betreft met name de slotalinea van bladzijde 3. Daarvan vraagt de heer Verheus of hij het goed leest. Ik denk inderdaad dat de manier van lezen van de heer Verheus goed is. Amersfoort subsidieert een aantal landelijk erkende centra. Ik begrijp van de heer Meilof dat hij zegt: ja, maar nu net niet dit. Dat zal dan misschien ook wel waar zijn. Dat doet Amersfoort kennelijk zonder daarbij onderscheid te maken naar inwoners. Dat kan. Ik kan mij voorstellen dat de daarop volgende zin dan inderdaad gevolgen zou hebben die veel verder reiken. De waarde van die zin mag de heer Verheus verder zelf bepalen. Met betrekking tot hetgeen bij het eerste gedachtenstreepje op bladzijde 4 staat, dat is denk ik niet zo moeilijk. In onze subsidieverordening is het niet zo dat het hebben van cursisten uit Soest als enkele reden recht geeft op subsidie. Meer staat er niet. De opmerking van de heer Meilof dat hij een suggestie proeft dat de christelijke vlag sturend werkt in dit verband moet ik toch voor zijn rekening laten. De commissie is afgegaan op de statuten en op hetgeen feitelijk ter zitting is geconstateerd.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1988 | | pagina 364