17 november 1988 - 16 - Mevrouw MEIJER: U moet natuurlijk wel denken in welke context ik dit gezegd heb. U moet niet mij aankijken. Wethouder MENNEDan kom ik op een ander punt: ik vind dat u de vrouwelijke leerkrachten hier een verwijt zou maken als u hier nu in doorgaat. Ik vind dat waar zoveel vrouwen de lessen verzorgen en dan boekjes en methodes hanteren waar inderdaad wel eens een methode is waarin staat dat vader bepaalde activiteiten gedaan heeft en moeder andere, dat is juist dé gelegenheid. Dan moet u eens in de klas gaan zitten, dan zegt zo'n vrouwelijke lerares: kijk, er staat nu wel dat papa dat deed, maar jullie weten wel dat dat natuurlijk ook mama kan zijn. Nu lacht u, maar het is niet iets om te lachen. We moeten dat zeer serieus zien. Het wordt zo gedaan bij die 77% vrouwen. Daar sta ik voor in als wethouder onderwijs. Ik heb al die vrouwen achter mij De overblijfregeling is nog een ander zaak. Daar is door enkelen van u over gesproken. Ik weet precies hoe dat dan gaat, met name bij het openbaar onderwijs, maar natuurlijk ook bij het bijzonder onderwijs. Ik kom daar zo op terug bij het amendement. We hebben een overblijfregeling bij zes van de zeven openbare basisscholen. Dan heb ik het dus niet over educatie voor volwassenen, Trema. Het overblijven is tot tevredenheid geregeld op particulier initiatief van de ouders. Dat is een betrokkenheid, natuurlijk met vallen en opstaan, dat geef ik wel toe. Er is echter nooit een klacht of een duidelijke wens gekomen van de ouders omdat het helemaal niet goed zou gaan. We hebben dat hier ook op papier gezet. Het gaat goed met de overblijfregelingMen weet dat men dat zelf moet betalen, en dan wordt het geregeld door de mensen zelf. Nu stelt u voor -zo zie ik het dan toch- dat de gemeente het niet alleen regelt, maar ook betaalt. Ik vind dat een foute manier van doen. De ouders gaan dan al gauw -in bepaalde scholen natuurlijk eerder dan in andere scholen- zeggen: de gemeente doet het wel, we laten het over aan de gemeente. Wij willen nu juist de ouders in de scholen krijgen, met name met buitenlandse ouders hebben we het zo moeilijk om die over de drempel te krijgen. Nu moeten ze en nu kunnen ze ook zelf wat organiseren en dat loopt, ook bij die ene school. Echter, de behoefte is niet elke dag aanwezig. Als de behoefte op een dag aanwezig is, dan wordt er in die school voor gezorgd dat daar kan worden overgebleven. Dat gaat goed. Ik vind dat je daar niets aan moet doen. Het zou heel jammer zijn om de betrokkenheid op deze wijze toch weer buiten te sluiten. De mensen voelen zich nu in bepaalde mate verantwoordelijk, bij de een wat meer, bij de ander wat minder. Het is een heel goed ding, om het particulier initiatief, de persoonlijke verantwoordelijkheid, dat voor elkaar wat over hebben, zo te laten. Bovendien is er een tweede argument. Als wij de overblijfregeling geheel of gedeeltelijk gaan betalen op de openbare scholen, dan moeten we ongeveer 3x dat bedrag ook betalen aan het bijzonder onderwijs, waar ook een overblijfregeling is. Ook daar is helemaal geen behoefte om dat te betalen. Waarom zullen we dat gaan doen? Ik vind dat allemaal niet nodig. Dit is echt spijkers op laag water zoeken. Als er een schrijnende behoefte is, dan meld ik u dat natuurlijk onmiddellijk in de commissie onderwijs. De vorm van het voorstel in zijn algemeenheid. Daar heeft de heer Pothuizen een opmerking over gemaakt. Ik kan mij dat voorstellen. Een van de collegeleden heeft ook opgemerkt: is dit nu de wijze waarop je dit overzichtelijk kan brengen? Het is natuurlijk zo dat de stuurgroep zijn eigen voorstel heeft. Dat lieten wij intact, dat hebben we zo afgesproken. Dat stuurgroepvoorstel komt in zijn totaliteit naar u. Er is inderdaad later een veranderd exemplaar gekomen. Daarnaast hebben we onze voorstellen. Er wordt gezegd dat het er 23 zijn in plaats van 24. Daar valt

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1988 | | pagina 383