30
hierover overlegd is, zijn een aantal leden van mijn fraktie van mening dat de
totale overschrijding, gezien het incidentele karakter, beschikbaar dient te
worden gesteld uit bijvoorbeeld onvoorzien 1988. Een aantal andere leden steunen
het collegevoorstel.
Wethouder KINGMA: Voorzitter, ik heb de indruk dat voor een deel van deze raad
geldt dat ze op overwegingen dat er indrukken gewekt zijn of verwachtingen
gewekt zijn bij het bibliotheekbestuur akkoord zouden moeten gaan met het
aanzuiveren van het tekort. Ik denk dat er altijd argumenten kunnen zijn om een
tekort aan te zuiveren, maar ik wil er toch voor waken om te zeer te benadrukken
dat er zo duidelijk verwachtingen gewekt zijn. Terecht heeft onder andere de
heer Baks gezegd dat er alle waardering kan zijn voor de wijze waarop de
bibliotheek reilt en zeilt. Dat geldt overigens niet alleen voor de bibliotheek
denk ik, maar we hebben het nu over de bibliotheek. Tegelijkertijd is duidelijk
dat ze ook in een vroeg stadium heeft aangekondigd wat ze verwachtte dat het
tekort over 1986 zou zijn. Het college heeft zich daarover beraden en niet
gezegd: dat lossen we wel op, maar gezegd: we wachten eerst maar de officiële
jaarrekeningscijfers van de bibliotheek af om te kijken waar het uiteindelijk op
uitdraait, in de verwachting dat de bibliotheek er op zijn minst gedeeltelijk in
zou slagen om de voorspelling enigszins ten gunste bij te draaien. Ik denk dat
de zaak zo ligt en dat het daarom ook heeft geduurd tot de afhandeling van de
jaarrekening alvorens er een standpunt wordt ingenomen. Ik denk verder dat de
raad het maar moet zeggen. Zo ligt het altijd en zo ligt het ook in dit geval.
Ik laat het volstrekt aan u over, zoals het hoort, denk ik.
Wethouder MENNE: Voorzitter, nu moet ik toch even ernstig met de raad spreken.
Wethouder KINGMA: Ik begrijp dat de wethouder het niet in zijn fraktie heeft
gered en dat hij het nu alsnog met de hele raad probeert.
Wethouder MENNE: Nee, nee, dat zal zo blijken, hoewel ik natuurlijk wel een
gevoelen heb. Echter, u weet dat de Stichting Openbare Bibliotheek Soest in
Soest en in Soesterberg prima draait. Dat kost natuurlijk een mooie duit, dat
weten we, ruim anderhalf miljoen per jaar, macro-economisch. Op 5 oktober 1987
hebben zij zichzelf vergeleken -en dat is ook terecht, want ze houden elkaar in
de gaten- met C-drie en de muziekschool. Dat zijn dus de toppers. Verder hebben
we de sub-top, dat is dan Jeugdwerk Soesterberg, Jeugdzorg Soest, die ook elkaar
in de gaten houden en ook de top. U kunt er nog veel meer bedenken, het
Dorpshuis Soesterberg etc. U ziet dat in de brief van de Stichting van 5 oktober
1987. Er is hier gezegd dat wij hebben gesuggereerd dat het wel zal meevallen.
Wij hebben in de brief van 9 maart 1987 nog eens duidelijk gezegd: wij hebben
besloten uw jaarrekening af te wachten. Daar moet ik wethouder Kingma inderdaad
bijstaan, wij hebben als college duidelijk gezegd dat wij moesten afwachten wat
de raad hiervan zou zeggen. Indien u vindt dat wij hoop hebben gegeven op
enigerlei wijze, dan is dat alleen te distilleren uit de brief van de Stichting
Bibliotheek zelf. Inderdaad hebben zij zelf gezegd dat zij dat concluderen uit
gesprekken. Dat wordt dan als volgt geformuleerd en dat valt dan ook nog wel mee
als u dat letterlijk neemt: "Tijdens het overleg met B&W -daar was het
voltallige college aanwezig- en later met de portefeuillehouder -de heer Kingma-
is binnen ons bestuur de gedachte ontstaan dat het college ons verzoek in
welwillende overweging zou nemen." Die gedachte is bij het bestuur ontstaan.
Moeten we daar nu alle welwillendheid op afstemmen? Ik vind dat niet terecht,
wanneer wij -daar moet u toch begrip voor hebben- op uw gezag en met uw
vertrouwen steeds bezig zijn met juist de begroting en met name de rekening. Er
is vanavond gesproken over de achterkant van het beleid. De heer Pothuizen kijkt
wel de andere kant op nu, maar nu moet hij toch maar eens naar mijn kant kijken,
hij heeft dat genoemd als de achterkant van het beleid. Ik denk dat dit hier nu
heel concreet aan de hand is. Wij moeten heel goed opletten, als wij dit