43
om zaken te laten escaleren, maar alleen om mijn indruk vanuit die vergadering
weer te geven en aan te geven hoe ik dacht dat ik als voorzitter daar moest
opereren en hoe ik ook dacht dat ik terug moest rapporteren naar het college,
hetgeen trouwens nog in het verslag voorkomt dat in de volgende commissie ad hoe
aan de orde komt.
Vervolgens, mijnheer de voorzitter, werp ik ook van mij de opmerking die gemaakt
is als zou ik het tempo drukken. Mijnheer de voorzitter, daar is geen sprake
van. Wij hebben de commissie ad hoe ingesteld ter controle van hetgeen er
gebeuren moet. Wat is er gebeurd? Er zijn concept-statuten kort geleden door het
college vrijgegeven ter behandeling zowel met de sportbesturen als in de
commissie ad hoe. Ze staan op de agenda, dacht ik, voor de volgende commissie ad
hoe. Vervolgens is het convenant beschikbaar. Deze zaken zijn ook gisteren al
besproken met de sportbestuurders. Zeer kort nadat ze beschikbaar waren gesteld
door het college, zelfs zo kort dat er van de zijde van de sporters werd gezegd:
we zouden wat meer tijd nodig hebben. Met andere woorden, die stukken zijn ter
beschikking. Verder is de sportnota verschenen. Er is dus op geen enkele wijze
aanleiding om alleen één portefeuillehouder te verwijten dat er tempo's worden
gedrukt. De stukken die ter beschikking zijn, zijn stukken die in het college
zijn behandeld en die het college ook zelf controleert als zijnde stukken die ik
ter beschikking heb en in de commissie aan de orde moet stellen. Dus ik wijs dit
verwijt af. Ik hoop ook dat de stemming alsof één portefeuillehouder zaken zou
drukken of tempo's zou drukken nu eens voorbij is, want daar is geen sprake van.
Mijnheer de voorzitter, vervolgens wordt mij gevraagd of ik raadsbesluiten uit
wil voeren. Mag ik het kortom zo zeggen? Mijnheer de voorzitter, er is nooit
anders gebeurd. Raadsbesluiten worden door het college uitgevoerd als die
raadsbesluiten unaniem of in meerderheid zijn genomen. Dat is denk ik een
volstrekt duidelijke zaak.
Als ik dan drie punten even uit het voorstel neem, dan moet mij van het hart dat
met betrekking tot de openbaarheid ik dacht het advies van de commissie ad hoe
te moeten volgen, omdat ongeveer een jaar geleden naar aanleiding van een
schrijven van de drie progressieve partijen, gedateerd 1 februari 1987, is
gezegd: "Beter lijkt het ons met u afspraken te maken om besloten vergaderingen
tot een uiterst minimum te beperken." Wel, ik dacht dat in de commissie ad hoe
dit een vervolg had toen men zei dat openbaar vergaderen de voorkeur verdiende.
Vandaar ook dat ik geheel in die stijl heb gemeend te werken en dat ook in het
college heb gezegd. Bovendien is het bekend dat hier in de raad is meegedeeld
dat als er bepaalde zaken -die zijn hier genoemd 'strategisch'- aan de orde
moeten komen, dat uiteraard de vergadering zelf -en dat kan op initiatief van de
voorzitter zijn- vergaderingen besloten moeten worden gehouden, hetgeen ik
gisteren trouwens ook heb gedaan met de sportbesturen. Dat zijn de normale zaken
die passen binnen de afspraken.
Mijnheer de voorzitter, met betrekking tot de ambtelijke ondersteuning ga ik
ervan uit dat een ambtenaar neutraal adviseert en dat een ambtenaar adviseert
vanuit zijn deskundigheid, dat daarom het niet zo zou kunnen zijn dat een
ambtenaar wat dat betreft 'besmet' is naar de ene of de andere kant. Een
ambtenaar adviseert neutraal, dat wil zeggen vanuit de deskundigheid die hij
heeft. Ik had ook de indruk dat de commissie ad hoe, toen zij op uitdrukkelijk
advies van de heer Visser aan mij vroeg om de betrokken ambtenaar naar beide
kanten te laten adviseren, de vergadering ervan uitging dat deze neutraliteit
van de ambtenaar gewaarborgd was, zodat wat dat betreft ook het advies door mij
zo meegenomen is naar het college. Ik begrijp nu, althans dat beluister ik, dat
men voor dinsdag wil weten welke ambtenaar beschikbaar is voor de sporters
Daarover is in het college uiteraard al nagedacht. Er is een ambtenaar
beschikbaar, er is alleen bij gezegd dat deze ambtenaar natuurlijk ook door de
sporters zelf als een ambtenaar die hen bijstaat moet kunnen worden
geaccepteerd.
Mijnheer de voorzitter, ik denk dat ik dan tenslotte nog moet toevoegen dat er
voor wat betreft minderheidsstandpunten op dit moment voor de besprekingen met