20 april 1989
- 22 -
zijn geen wezenlijke veranderingen opgetreden. We zijn hard toe aan een erg
goed zwembad voor de Soester bevolking, voor de sport in Soest, voor de
jongeren op de scholen in Soest. Dat moet ook nog betaalbaar blijven, het
vervoer ernaar toe, dus we hebben in het centrum van Soest een goed zwembad
nodig. We hebben een niet meer zo goed functionerend buitenbad en dat
kunnen we afstoten. Dat moeten we dan ook doen.
Heer VAN GELDER: Voorzitter, mijn fractie is er voorstander van dat er een
goede gecombineerde overdekte en open zwemvoorziening komt en dat daarvoor
het Soester Natuurbad wordt afgestoten. Dat hebben wij een aantal keren
betoogd en we hebben bepleit om in de raad in ieder geval de besluitvorming
daarover te laten plaatsvinden en die voorstellen uit te werken. Dat is
niet gelopen zoals wij ons dat hadden voorgesteld. Er zijn wel allerlei
plannen uitgewerkt, maar de besluitvorming wat of we nu wilden was, althans
de vorige keer toen het besluit tot de verkoop van het Soester Natuurbad
aan ons werd voorgesteld, nog niet bereikt. Toen hebben wij in de raad een
motie ingediend en gevraagd aan de raad: laten we nu in ieder geval het
principebesluit nemen om tot een gecombineerde overdekte en open
zwemaccommodatie te komen. Dat voorstel heeft het niet gehaald en inmiddels
weten wij dus dat wat er op de Eng gaat komen een overdekte
zwemaccommodatie is zonder open bad. Dat betekent dat daarmee aan de
voorwaarde waaronder mijn fractie mee wilde werken aan de verkoop van het
natuurbad, namelijk dat er een andere mogelijkheid zou komen om open te
kunnen zwemmen, niet voldaan wordt. Dat betekent dat ons standpunt dat we
de vorige keer hebben ingenomen, dat we niet akkoord gaan met de verkoop
van het Soester Natuurbad, nog steeds overeind staat. Er is geen reden om
nu een ander standpunt in te nemen dan we de vorige keer gedaan hebben.
Mijn fractie is dus tegen dit voorstel.
Heer POTHUIZEN: Mijnheer de voorzitter, tussen het nu voorliggende
voorstel en dat van maart vorig jaar bestaat weinig verschil en de
verschillen die er zijn moeten na afweging toch als een verbetering voor de
gemeente worden gezien. Er kan daarom ook weinig verschil bestaan in de D66
opstellingen ten aanzien van de beide voorstellen.
Toch heeft een van de verschillen in de twee koopcontracten wel heel
uitdrukkelijk de vinger gelegd op wat wij een tere en een zere plek vinden.
Het artikel waarom het gaat is genoemd door de heer Visser, dat is artikel
8, lid 5. Het oogmerk van die bepaling is dat veilig gesteld wordt dat als
er meer gebouwd wordt dan nu voorzien, de gemeente alsnog aanvullende
kooppenningen krijgt. Ons zeer zit hem natuurlijk niet in de financiële
zekerheid, maar in de ervaring dat het dus in 1989 al mogelijk is om te
filosoferen over het toestaan van uitbreiding van de bebouwing. Op 17
maart 1988 heb ik hier gezegd dat de D66 fractie over de streep geholpen
was door de toezegging van uw college dat het project in de nu bekende vorm
zijn maximale omvang heeft en ik zei dat ik die consolidatie in een
bestemmingsplan vastgelegd wilde zien. De nieuwe contractsbepaling heeft
mijn fractie in een mate van onzekerheid gebracht die zij kwijt wil. Mijn
fractie wil absolute duidelijkheid over de opvatting van deze raad over wat
in de toekomst planologisch toegelaten wordt op het natuurbadterrein en wat
niet. Die duidelijkheid willen we dus niet alleen van het college horen,
die willen we vooral ook van de andere voorstemmers, CDA- en WD-fractie
horen. We willen daarom een raadsuitspraak die een opdracht aan u is om in
het ontwerp-bestemmingsplan Landelijk Gebied op het natuurbadterrein alleen
het bekende Taphoornprojeet mogelijk te maken en niets meer, afgezien van
een enkel bijgebouwtje of zoiets. Het zal u duidelijk zijn dat wij willen
voorkomen dat in later te maken afwegingen het element van het
aantrekkelijke geld binnensluipt. Het moet gewoon niet tot zulke afwegingen