20 april 1989 - 24 - voorstel van de provincie op dit punt is gedaan. Ik heb het persoonlijk daarna nog eens met de gedeputeerde van financiën besproken. Wij kunnen niet anders dan concluderen dan dat wij volstrekt in de geest van de provincie hebben gehandeld en dat in goed overleg met de provincie nu tot dit voorstel is gekomen. Daarvan komt ook de brief die u heeft geciteerd, ik ken die niet uit mijn hoofd, maar ik begrijp dat dat de brief van augustus 1988 is. Ik verwijs ook naar het verslag waar u op hebt gewezen aan het begin van uw betoog. Heer VISSER: U wilt toch niet beweren dat uw mondelinge contacten afwijken van de schriftelijke bevestigingen die wij hier zwart op wit voor ons hebben liggen? Wethouder MENNE: Ik kan niet anders concluderen, als u zegt dat de provincie eerst een andere mening zou zijn toegedaan, dan kan ik niet anders concluderen dan dat inderdaad die houding gewijzigd zou zijn. Het is natuurlijk bij de overheid ook zo dat daar nog wel eens van een dynamische benadering kan worden gesproken. In dit geval is dat in goed overleg met en op voorstel van. Er zijn meerdere voorstellen. Dan kom ik op het tweede punt dat hier vanavond ook aan de orde is, dat komt van D66. Zij zeggen: het is een verbetering van de situatie, er zijn verschillende punten, echter, er staat in het voorstel, in dit contract een punt, artikel 8 lid 5, dat aangeeft dat indien de andere partij een uitbreiding voor zou stellen op het bestaande plan, dat dan de prijsverhoging opgeld doet en de mate waarin dat moet dan in overleg, daar hebt u ook over gesproken. Daarvan kan ik ook zeggen dat dat ook op voorstel van en in overleg met de provincie is gebeurd. Mijn collega van ruimtelijke ordening zal zo nodig daar nog op ingaan, maar ik kan wel zeggen dat de eerste voeling met het college op een motie die juist door de voorzitter is voorgelezen, wij geen bezwaar kunnen hebben, aangezien dat wat in de motie staat nu net de strekking ook is wn dat artikel 8 lid 5 zoals in de gecombineerde commissie financiën met r.o. al is gezegd. Heer VISSER: Kunt u dat uitleggen? Wethouder MENNE: Wij gaan er dus van uit dat met dit plan de boel is afgerond en dat de strekking is dat niet uitgegaan moet worden van uitbreiding. Ik denk dat het college daar geen problemen mee zal hebben. Maar mijn collega zal daar zonodig ook nog wat van zeggen. Voor wat de voorwaarden betreft van de PvdA, daar kan ik inderdaad van zeggen dat dat ook consequent is. Echter, men moet niet vergeten dat natuurlijk het zwemmen aan de Dalweg straks het gehele jaar kan plaatshebben. Als je dan het gewogen gemiddelde neemt van het zwemmen in het Soester Natuurbad met het zwemmen aan de Dalweg, dan is dat natuurlijk heel anders. Veel meer mensen, veel meer Soester zullen daarvan kunnen genieten gedurende veel meer dagen dan die twintig dertig bij een hele goede zomer. Wethouder PLOMP: Mijnheer de voorzitter, voor wat betreft de inspraak rond het bestemmingsplan Landelijk Gebied heb ik al vorige maand, toen de heer Visser vragen stelde dienaangaande, het antwoord namens het college gegeven. Ik denk dat het weinig zinvol is om dat antwoord weer te geven.Ik kan alleen in grote lijnen zeggen dat ik toen heb gezegd namens het college dat wij geheel conform de afspraken informatie-avonden en inspraakreacties hebben gehouden, respectievelijk ingewonnen. Voor wat betreft de motie van D66 die dus inhoudt dat het geen Taphoorn- plus project zou moeten worden, denk ik dat er vanachter deze tafel geen

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1989 | | pagina 107