22 juni 1989
- 10 -
raadhuis overigens in belangrijke mate ook mede zien als een verdienste van
u. Ik wil daarbij niets afdoen aan de inzet van vele anderen voor dit
project. Ik wil daarbij ook niets afdoen aan het mijns inziens verstandige
besluit van de raad om het project raadhuisbouw toe te vertrouwen aan de
portefeuillehouder financiën ten einde deze in staat te stellen aan te
tonen dat het betrachten van soberheid en het bevredigen van scoringsdrift
op een harmonieuze wijze kunnen worden gecombineerd.
Voorzitter, u roept bij ons herinneringen op aan de oudtestamentische
figuur MozesAan iedereen die het maar wilde horen, maar ook aan hen die
het niet wilden horen hebt u de noodzaak voorgehouden van een exodus uit de
bestaande gebouwen. Evenals Mozes zult u het beloofde land niet binnengaan.
Mozes heeft het vanaf de berg mogen bekijken, u bent een stapje verder
gekomen en hebt aan de voet van de heuvel een steentje mogen bijdragen. Ik
zou u willen zeggen: als u als Mozes deze zomer Abraham ontmoet en u zit zo
op een terrasje langs de Rijn, voorzien van een alcoholvrij drankje en
sabbelend op of aan enkele heerlijke Arnhemse meisjes, nog wat na te
genieten over Soest en wellicht zich al wat bezorgd af te vragen: zouden ze
nog aan me denken? dan kan ik u verzekeren dat dit voor wat betreft het
personeel zeker het geval zal zijn, zeker ook in relatie tot dat project.
Dank daarvoor
Die dank willen we ook tot uitdrukking brengen in een aandenken dat ik u
straks namens het personeel en de personeelsvereniging mag overhandigen.
Een aandenken dat vervaardigd is door twee Soester vrouwen die u bij
herhaling hebben geïmponeerd op de bedrijvententoonstelling, Ingrid van
Büseck en Vic Jacobs. Zij hebben een produkt vervaardigd waarin eigenlijk
twee dingen zijn gecombineerd, enerzijds de betekenis van uw naam, volgens
de Dikke van Dale -ik heb het tot voor kort niet geweten- een invloedrijke
hereboer met het recht van eerste schout, anderzijds de betrokkenheid bij
het raadhuisproject.
Paul, tenslotte wil ik ook nog iets zeggen over de relatie tussen jou en
mijHet is nu ongeveer negen maanden geleden dat je mij vertelde dat de
conceptie had plaatsgevonden van je benoeming tot burgemeester van Arnhem.
Dat was nog lang voordat de sollicitatietermijn werd geopend. Ter gerust
stelling van de vertrouwenscommissie kan ik zeggen dat zoiets vaak,
respectievelijk vaker voorkomt, maar lang niet altijd. Toen je me het
vertelde, had ik zoiets van: eerst zien en dan geloven. Dat was niet omdat
je me informeerde over een intieme daad, want dat kwam wel vaker voor, maar
je had mij tegelijkertijd gepolst voor de rol van Thomasvaer en ik
probeerde me tenminste de rol van Thomas vaardig te maken. Al spoedig
echter kreeg ik een teken dat het waar kon zijn, want in de eerstvolgende
B&W-vergadering na de maandag waarop je het mij vertelde -en met
toestemming van het college klap ik nu toch even uit het college- stond op
de agenda het onderwerp abri's. Niets bijzonders, zult u zeggen, ware het
niet dat het onderwerp verbonden werd met het beleid ter zake van de
alcoholmatiging. En met een bewogenheid die het reguliere professionele
niveau van gevoelens verre te boven ging, wierp je je als een terriër op
dat beleid op een zodanige wijze dat ik dacht: hij meent het nog ook! Toch
bleef ik mij afvragen waarom. Pas 's avonds werd het mij duidelijk, toen
heb ik ontdekt dat het een oefening was voor datgene wat hem in Arnhem nog
te wachten staat. Toen kreeg ik namelijk onder ogen de Soester Courant van
13 februari 1948 waarin uitvoerig aandacht wordt geschonken aan de
nieuwjaarsrede van burgemeester Matser in Arnhem, waarbij hij de mensen
oproept over de hoofden van de raadsleden heen -dat is iets wat
burgemeesters gebruikelijkerwijze doen- om een einde te maken aan het
toenemende misbruik van drank. Vanaf dat moment wist ik zeker: hij gaat
naar Arnhem!
Paul, je hebt me daarna van de ontwikkelingen steeds op de hoogte gehouden.