29 juni 1989 - 25 - Ik principieel. Je mag kiezen wat je doet. Het feit dat ze op dusdanige wijze naast elkaar staan, geeft al grote problemen. Het is ook kenmerkend voor het feit dat dit punt hier niet in thuishoort. Het openbaar onderwijs straalt openbaarheid uit, wat betekent dat ze niet specifieke, principiële keuzes doen in zaken die in de maatschappij discutabel zijn, waar heel verschillend over gedacht wordt. Die principiële keuze als verplichtend opleggen van: zo moet je erover denken. Roldoorbreking is een van de zaken waar je een principiële keuze in kunt doen. Dat we in onze samenleving zo ver zijn dat de meeste mensen vinden dat bepaalde rollen verder doorbroken moeten worden dan dat vroeger was, daar heb ik helemaal niet zoveel moeite mee. Maar het feit dat het hier als een keihard punt staat (er dient roldoorbreking te zijn, in het onderwijs moet het) met zoveel verplichtende termen, dat past niet binnen het openbaar onderwijs. Het lijkt mij onwijs om dat in deze vorm aan te nemen. Als dit aangenomen wordt in deze vorm, dan zal ik daar zeker afstand van nemen. Mevrouw TOMASSEN: Mijnheer de voorzitter, door inspraak uit het veld in een vroegtijdig stadium is deze concept-onderwijsnota die nu voor ons ligt om eindelijk te worden vastgesteld door de raad, over het algemeen een goede nota. Waardering willen wij dan ook uitspreken voor de werkgroep die er heel veel tijd aan heeft besteed. Wat wij echter betreuren is, dat met de inspraak van de commissie minderheden niets is gedaan. Dan heb ik het niet zozeer over de inhoud van de adviezen hebben, maar de nadruk leggen op de manier waarop het college omgaat met de commissie minderheden en de adviezen die zij geeft. Een commissie, mijnheer de voorzitter, die met veel moeite in de vrije tijd een onderwijsnota moet lezen en becommentariëren. Dat met hun adviezen dan niets gedaan wordt en dat ze gewoon genegeerd worden, dat stoort ons zeer. In de voorlaatste onderwijscommissie heb ik u dit duidelijk proberen te maken, maar ik kon mij niet aan de indruk onttrekken dat mij dit niet gelukt is. Vandaar dat ik nu in deze raad nog een poging doe. Als we zó met mensen omgaan die ons in commissies adviseren, is dit een slechte zaak. Mijnheer de voorzitter, nog een ander punt van kritiek is het standpunt over de tweehoofdige schoolleiding. Over deze kwestie ligt een uitstekende notitie van een van onze ambtenaren klaar. Deze is reeds vorige maand behandeld in de commissie onderwijs, maar door de slappe houding van de WD en het CDA, die nog meer informatie willen over ervaringen in den lande, is deze notitie voor de tweede maal terugverwezen naar de inspraak van het veld. Wij vinden dit een overbodige zaak. De kwestie is duidelijk en Progressief Soest betreurt het dan ook dat wij als gemeentebestuur hierover nu geen duidelijk positief standpunt in de nota hebben verwoord. Mevrouw MEIJER: Mijnheer de voorzitter, voor ons ligt een nota waar veel informatie over het onderwijs in staat, zowel landelijk als over het onderwijs in Soest. Er staan knelpunten in en beleidsvoornemens. Het is een nota die ook gemaakt is door mensen die in Soest midden in het onderwijs staan. We kunnen niet anders zeggen dan dat deze onderwijsnota zorgvuldig is voorbereid en goed de inspraak in is gegaan. Er waren veel vragen. Door de commissie onderwijs zijn ongeveer zestig vragen ingediend waar nog wat onduidelijkheden waren. Ook door de medezeggenschapsraad zijn vragen gesteld, door de MR's, door de onderwijsgevenden. Die vragen zijn allemaal op een heel bevredigende manier beantwoord. Het is een nota die iedereen eigenlijk op zijn bureau moet hebben en niet in zijn la. Met deze nota kan de komende jaren heel goed gewerkt worden. Er hoeft van ons over deze nota dan ook niet zoveel meer gezegd te worden, niet omdat wij die mensen niet serieus nemen, integendeel. Wij willen eigenlijk niet steeds in herhalingen vervallen, die al in allerlei

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1989 | | pagina 200