29 juni 1989 - 31 - commissies betreft. Zijn geheugen uit 1986 is uitstekend. We hebben alleen vanavond al twee commissies opgericht die er voor die tijd niet waren en dan zal ik de rest niet noemen die we in de afgelopen tijd extra hebben opgericht. Ik heb alleen maar gevraagd of u ons wilt informeren over de ervaringen elders, zodat we ons een oordeel zouden kunnen vormen over mogelijke toepassing hier. Dat kan toch geen schade veroorzaken? Wethouder MENNE: Mijnheer Meilof, ik denk dat ik over dat onderwerp met u in de commissie nog maar eens verder spreek. Ik denk dat dat het beste is. Heer MEILOF: Wij nemen daar dus nu geen besluit over, begrijp ik. Dit is voorlopig geschrapt? Wethouder MENNE: Nee, tenzij de raad anders wenst. Voor wat betreft die informatie van elders over artikel 61-commissies op onderwijsterrein, ben ik natuurlijk bereid met u van gedachten te wisselen. Dat wil ik zeker doen. Dan heb ik nog ter beantwoording aan mevrouw Tomassen, die zegt dat wij op het punt van de vragen van de commissie minderheden daar helemaal aan voorbijgaan, daar niet in meegaan en het allemaal afwijzen. Dat ben ik niet met haar eens. Als u de verschillende vragen en antwoorden beziet, dan is dat daaruit niet te destilleren. Nu heb ik het op de vragen 58 tot en met 69. Mevrouw TOMASSEN: U heeft ze wel beantwoord, maar er staat niets van in de onderwij snota Wethouder MENNE: Ja, maar we leggen wel uit wat er wél gebeurt en waarom het juist niet goed is. Bijvoorbeeld het punt: minderheden moet een apart hoofdstuk zijn. Dat zou de minderheden juist zeer schaden om dat steeds apart te noemen en apart te behandelen, dat vinden ze zelf ook. Het dient juist geïntegreerd te zijn in de verschillende andere vakken. Dat moet als het ware een natuurlijke integratie betekenen bij het doceren van de verschillende vakken. Maar goed, zo zijn er nog verschillende andere punten. Ik ben het niet met u eens dat er niet ten behoeve juist van de minderheden veel positieve dingen hierin staan. Het is niet voor niets dat mensen uit de minderhedencommissie zeggen: het is heel goed wat Soest doet. Zeker ten opzichte van andere gemeenten nemen wij een zeer positieve plaats in. Mevrouw TOMASSEN: Dat is ook wel goed, dat gebeurt ook wel. Maar u begrijpt mij nog niet. VOORZITTERMag ik constateren dat wij uitgebreid over de onderwijsnota hebben gesproken, dat er nog informatie zal worden verstrekt door de portefeuillehouder en dat de heer Meilof met betrekking tot het verplichtend karakter het niet eens is met de opmerkingen zoals in de nota vermeld. Dat geldt ook voor het CDA. Heer MEILOF: Voorzitter, ik zou dit ook wel in de vorm van een amendement willen indienen, mondeling als dat kan. Ik vraag het mij af of niet meer het hier mee eens zijn, omdat dit een zaak is die helemaal niet gaat om de principiële zaak van de roldoorbreking, maar om het feit van openbaar onderwijs dat zich bemoeit met inhoudelijke zaken. Wij, als bestuur gaan dan zeggen dat bepaalde inhoudelijke dingen verplicht onderwezen moeten worden.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1989 | | pagina 206