20 juli 1989 - 11 - worden, want anders zullen we zeker tegen zijn. Heer MEILOF: Voorzitter, ik spreek ook tegelijkertijd over de agendapunten 7, 8, 9 en 10Ik heb een enkele technische vraag gesteld, waarvan ik veronderstelde dat na die vergadering daar ook eventueel nog een reactie op zou komen. Die heb ik niet gekregen en dat vind ik jammer. Ik heb gezegd dat er op zijn minst een aanpassing nodig zal zijn als wij 7 aanvaarden en 8 niet aanvaarden, 9 aanvaarden en 10 niet aanvaarden. Dan krijgen we een hele vreemde zaak: dan schenken we onszelf iets. Er zal dus een koppeling tussen deze zaken moeten zijn. Ik heb nog een vraag gesteld: wat gebeurt er op het moment dat G.S. de goedkeuring niet geeft aan deze schenking? Omdat wij hier verwikkeld zitten in een vreemde constructie van schenkingen die op deze wijze gebruikt worden, vreemde constructies die te maken hebben met een geschiedenis ten aanzien van de hele ontwikkeling van de sport en de structuur van de sport, zou het mij niet verwonderen. Het is denkbaar en het kan gebeuren dat G.S. kritisch kijkt naar deze vormen. Dat betekent dat wij dan het risico lopen dat wij niet uit eigen keus dingen schenken aan sportverenigingen die wij als eigen beleid niet gedaan zouden hebben. Ik heb verder vragen gesteld over de risico's die hieraan verbonden zitten. Er zijn risico's aan verbonden dat wij nu zelf aansprakelijk zijn als gemeente voor zaken die wij zelf niet aangelegd zouden hebben. We brengen ons financieel in een wat lastig pakket als daar grote schades optreden en dat soort zaken, want zijn op dat moment eigenaar. Op al deze zaken heb ik geen bevredigend antwoord gekregen. Al deze zaken hebben ook te maken met een zich zeer vreemd ontwikkelende structuur, waarbij we niet meer terugkijken naar een oude structuur, suggererend alsof het niet slechter kan dan zoals het toen was. Ik kan niet instemmen met deze vier punten, ik zal tegen stemmen. Wethouder MENNE: Voorzitter, het gevoelen dat de heer Boerkoel op tafel legt, kan ik wel begrijpen. Echter, hier is niets anders aan de hand dan bij eerdere voorstellen met betrekking tot kunstgras, Bosstraat-west en Bosstraat-oost. Voorts is het zo dat het college van mening is dat de BTW uiteindelijk wordt betaald door de consument, in dit geval is dat dus de sporter. Dat gebeurt overeenkomstig de wet. De vragen van de heer Meilof. Koppeling is juist. G.S. gaat in onze ogen wel akkoord. Ze zullen er, naarmate u er meer over praat, natuurlijk wel meer naar kijken. Echter, wij menen dat G.S. wel akkoord zal gaan. Het risico bij eigendom is niet anders dan bij andere eigendommen van de gemeente, sportaccommodaties zijnde van de gemeente. Dus in dat opzicht is hier geen bijzondere situatie aan de hand. Dat zijn dus drie stellingen, die ik, denk ik, alle drie naar tevredenheid heb beantwoord. Daarmee zou ik eigenlijk de heer Meilof willen vragen alsnog akkoord te gaan. rekker Heer MEILOF: De strekking van deze antwoorden is heel boeiend. Vooral dat laatste gegeven. Natuurlijk, dat zeg ik juist, daar gaat het mij om! De situatie is gelijk aan uitgaven die wij voor de sport doen als zelfstandige keus van de gemeente, waar wij zeggen: daar moeten lichtmasten komen, daar moet een veld opgeknapt worden. Daar zijn wij voor verantwoordelijk. Alleen, dit zijn uitgaven waarvan wij zeggen als gemeente: dat is teveel, dat zouden wij zelfstandig als gemeente niet doen, dat zijn meerkosten die een vereniging zelf wil dragen. Perfect, een uitstekende zaak. Maar dat zou kunnen betekenen dat bepaalde sportverenigingen ongelooflijk hoge uitgaven gaan doen, het eerst als een schenking doen, het ons laten uitvoeren. Als daarna een verenigingsgebouw van een miljoen afbrandt, dan zijn wij verantwoordelijk, dan moeten wij ook voor de schade staan op dat moment.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1989 | | pagina 224