23 november 1989
- 10 -
besluit. En zolang het geldt, houdt D66 zich eraan. Ook vanavond dus.
De vraag of er ruimte is voor meer verkoopoppervlakte aan de Van
Weedestraat is ook aan de orde. Dat is een belangrijke vraag, zowel voor de
beoordeling van het ontwerp-bestemmingsplan Van Weedestraat, als voor de
beoordeling van het starten van een artikel 19-procedureJe moet immers
kijken naar de distributie-planologische basis voor besluitvorming. Is die
wel stevig genoeg? Wij vinden dat die vraag ontkennend beantwoord moet
worden. Op de door het college aangedragen distributie-planologische
informatie is gedetailleerde kritiek geleverd. Die kritiek verplicht het
college om daar óf de inhoud van te ontzenuwen, óf te aanvaarden. Het
college heeft geen van beide gedaan. Onze overtuiging is dat de cijfers
zoals die aangedragen zijn door het vakcentrum, de juiste cijfers zijn. Met
deze cijfers in de hand is de conclusie dat er voor hooguit 450 m2
verkoopvloeroppervlak voor voedings- en genotmiddelen ruimte is in Soest.
Niet dus voor het via De Lindenhof toevoegen van een veelvoud van die 450
m2Als er dan 450 m2 meer voor de foodsector moet komen, dan moeten die in
de visie van D66 gevonden worden binnen de bestaande winkelbestemmingen aan
de Van Weedestraat of waar ook. Wat ik vanavond namens mijn fractie dus
niet zeg, is dat elke medewerking aan uitbreiding van winkelbestemmingen in
of rond de Van Weedestraat categorisch geweigerd zal worden. Over meer m2
voor duurzame goederen kan best met ons gepraat worden, zolang dat past
binnen het tweepolig winkelbeleidDaarin past nog wel wat. Wat wij ons
hierbij vanzelfsprekend bewust zijn, is dat een raad slechts een beperkte
beïnvloedingsmarge heeft. Wat er binnen bestaande winkelbestemmingen
gebeurt valt buiten die marge en dus is het eens te belangrijker goed na te
denken over het toevoegen van winkelbestemmingen. Dat moet een raad ons
inziens in de gegeven omstandigheden alleen dan doen als er enige zekerheid
is over het gebruik van die toegevoegde bestemmingen.
Dan de plek zelf, de lokatie De Lindenhof. Als er al nieuwe winkel-
bestemmingen op de Van Weedestraat toegevoegd moeten worden, dan is het
voor ons nog maar de vraag of dat moet op de plaats van De Lindenhof. Die
vraag wil mijn fractie pas beantwoorden als zij beschikt over een advies
van onze kersverse monumentencommissie over de waarde van het pand De
Lindenhof voor Soest. Deze raad heeft immers deze commissie in het leven
geroepen voor advies in dilemma's zoals die waarvoor wij nu staan. Wij
zullen het op prijs stellen als het college alsnog snel het advies van de
monumentencommissie over sloop van De Lindenhof inwint en publiceert.
Dan het principiële punt van de keus voor een artikel 19-procedure in dit
geval. Ten aanzien van ruimtelijke ordening bestaat er een leer en er
bestaat een leven. Het is natuurlijk helemaal niet zo verbazingwekkend die
niet altijd met elkaar in overeenstemming zijn. Tot op zekere hoogte
aanvaardt mijn fractie dat verschil. Maar er moet wel aan een paar
voorwaarden voldaan zijn, wil je echt aan een artikel 19-procedure van
harte meewerken. Die voorwaarden ontleen ik aan een notitie van uw college
van 25 oktober 1985. Dat lijkt mij dus een onverdachte bron.
"Het moet gaan om een bouwplan waarvan vaststaat dat het inpasbaar is
in het komende bestemmingsplan, dat het een zekere urgentie heeft en
dat het op korte termijn uitvoerbaar is, terwijl sprake moet zijn van
een positief advies van de commissie ruimtelijke ordening."
Mijn fractie vindt dat hooguit ten dele aan deze voorwaarden is voldaan.
Niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat vaststaat dat het bouwplan
inpasbaar is in het bestemmingsplan. Zacht gezegd zijn er aanwijzingen dat
over een winkelbestemming op deze lokatie tot aan de Raad van State
gediscussieerd zal worden. In deze situatie hoort de overheid te handelen
volgens de ruimtelijke ordeningsleer en niet via artikel 19 een wens van
een kleine raadsmeerderheid te forceren.
Van een zekere urgentie kan, gegeven de voorgeschiedenis van de pogingen