16 naart 1989
- 15 -
Heer VERHEUSIk heb overigens niet gepleit voor een tweehoofdige leiding,
hoor. Uit het stuk krijg je namelijk de indruk dat ons Rampenplan juist op
dat punt gewijzigd is en de andere rampenplannen niet. Dat was eigenlijk de
essentie van de vraag.
VOORZITTER: Dat is ook zo. In het model stond een heel raar ding. Dat heb
ik expres bij de stukken die in het raadskamertje lagen laten neerleggen,
zodat u kon zien dat op een hele gekke manier dat driehoekje getekend was
in de topstructuur van de rampenorganisatie. Volstrekt onduidelijk en dat
kom je ook in geen enkele organisatieleer tegen. Dat alleen al is een foute
zaak en daarom is het beter om het zo te doen.
Heer VISSER: Ja, mijnheer de opperbevelhebber. Als u mij nu gerust stelt
dat als er morgen een ramp gebeurt dat het allemaal wel goed komt, dan
vergist u zich. Maar ik hou u aan uw woord dat u nog dit jaar die
deelplannen en de draaiboeken zult maken met die organisaties die
duidelijkheid wensen. U hebt daar iets over gezegd. Ik hoop dat u daar nog
een keer op terugkomt en dat als er een ramp gebeurt, wij met een
rampenbestrijdingsplan goed uit de voeten kunnen. Dat is dan niet alleen
een kwestie van voorlichting, maar vooral van directe hulp. Dat zal niet de
Officier van justitie zijn die de pleisters op de wonden legt, maar dat
zullen toch gewoon de mensen zijn die deskundigheid in huis hebben. Ik
vertrouw erop dat u die stimuleert en dat u die aan u bindt.
VOORZITTER: Dat gebeurt al en als u weet dat met name de deskundigheid ligt
in eerste instantie bij de brandweermensen en de GGD-mensen, de meest
terzake kundigen, dat die worden bijgestaan door een hele grote groep
vrijwilligers van allerlei groepen, dan denk ik dat het zeker goed komt,
mits je het inderdaad heel helder op papier organiseert en beoefent.
Ik vergat de opmerking over de oefening.
Heer MEILOF: Ja, voorzitter. U legde mij wel die opmerking over de EHBO in
de mond die ik niet gemaakt heb, want ik was het al eerder met u eens dat
het goed is dat de EHBO in een tweede zone opereert. De vraag van de
oefening vind ik nog steeds belangrijk. U hebt daar de eerste keer namelijk
in de commissievergadering op geantwoord dat het oefenen moet gebeuren op
het niveau van het kader. Daar ben ik het natuurlijk mee eens dat het daar
moet gebeuren, want dat is een essentiële zaak dat zij perfect ingespeeld
zijn. Maar zolang wij het gevoel hebben dat er ongelukken gebeuren op het
moment dat we een ramp naspelen in een wijk, is er iets scheef. Ik denk dat
we het zover moeten krijgen dat we er niet eens zo erg meer tegenop zien om
een ramp een keer te laten gebeuren, of na te spelen. Laten we het maar
niet laten gebeuren, dat gaat iets te ver, maar
VOORZITTER: Dat is nou precies het punt waarom ik aarzel. Ik zal u
uitnodigen bij de eerste grote rampenoefening die er plaats vindt. Dan zult
u met uw eigen ogen kunnen zien hoe het helemaal functioneert, niet alleen
de staf, maar ook alle hulpverleners daarbijDaar worden slachtoffers
uitgebeeld, die zijn echter denk ik dan de wijk die u daar verder als
burgerij bij wil betrekken. Ik denk dat het wat dat betreft heel wat
realistischer is.
Heer MEILOF: Ja, voorzitter, daar ben ik het ook mee eens. Ik vind dat die
oefeningen ook essentieel zijn, daar kom je niet onderuit. Maar het gaat er
mij om dat als er een keer door Soest de schok is gegaan: stel nou dat dit
echt geweest was, dan waren we nu allemaal dood! dat dat ook duidelijk
genoeg in de krant komt te staan, omdat men niet adequaat gereageerd heeft