16 Baart 1989 - 22 - dat het toch verstandig is er nog een brief aan te wijden in deze zaak. Die brief ligt nu voor u en ik wil die graag bij de discussie betrekken. Ik geef graag eerst de woordvoerder van de beroepschriftencommissie de gelegenheid om daar even op te reageren. Ik kan mij voorstellen dat u dit wat overvalt. Heer POTHUIZEN: Voorzitter, ik was erg blij dat u mij toen deze vergadering nog moest beginnen vertelde dat ik toch vooral ook even op mijn tafel moest kijken, omdat daar deze brief zou liggen. Dat heb ik gedaan. Ik heb nog even een rondje gemaakt langs de leden van de beroepschriftencommissie en langs de fractievoorzitters voor zover ik ze op dat moment aantrof. We moeten natuurlijk constateren dat de brief die u aan deze raad zendt en die van gewicht is bij de oordeelsvorming van deze raad, ook beoordeeld moet kunnen worden door degenen die de beslissing nemen. Dat is naar mijn idee nu niet mogelijk. Ik zou dus eigenlijk aan de raad willen voorstellen om de beslissing over het voorstel van de beroepschriftencommissie een maand te verdagen, zodat in de fracties over hetgeen u aan ons wil berichten van gedachten gewisseld kan worden. VOORZITTER: Kan de raad met dit voorstel van de heer Pothuizen meegaan? Heer VISSER: Nee, ik kan daar helemaal niet met meegaan. Ik vind het zelfs grof geschut wat u gebruikt om over het oordeel van de commissie voor de beroepschriften heen deze brief te sturen. Het heeft u geschokt, staat er. U gebruikt termen als: het unanieme oordeel van de commissie ruimtelijke ordening en zo. Bij mijn weten is het daar nooit besproken. Kortom, ik denk dat wij gewoon vanavond het voorstel van de commissie moeten volgen, omdat het allemaal gewoon niet waar is wat u schrijft. We hebben daar een stukje gebied waar onlangs nog hier in de raad besloten werd om een stuk te verkopen aan de firma Bosman, een stukje grond dat eerst in gebruik was bij Havelaar. Dus we hebben alle mogelijke moeite gedaan om daar dingen te realiseren, want ik kan mij niet voorstellen dat de heer Bosman daar sla gaat kweken of een moestuintje gaat aanleggen. Kortom, er ligt daar een stukje grond voor alle mogelijke bedrijfjes, waarbij kennelijk de een wel zijn zin krijgt en de ander niet. Dat de beroepschriftencommissie tot zo'n wijs oordeel is gekomen om toch deze man behulpzaam te zijn en tegemoet te komen, dat siert de commissie. Daarom voel ik niets voor uitstel. VOORZITTER: Ik constateer dat de meerderheid van de raad, behalve dan de heer Visser, akkoord gaat met het voorstel van de heer Pothuizen om de zaak een maand aan te houden. Heer VERHEUSIk ondersteun het voorstel, tenzij het zo zou zijn dat het uitstel ten gevolge zou hebben dat het vervalt. Dan wordt het natuurlijk een ander verhaal VOORZITTER: Nee, er vervalt niets. Het komt gewoon terug in de raad. Het is alleen zo, dat u met deze brief nog even rustig de gelegenheid moet hebben om het rustig even te lezen, om het op u in te laten werken. De secretaris is natuurlijk altijd bereid -die heeft de brief gisteravond nog geschreven- om ook nog een toelichting te geven aan degenen die dat wensen. Ik stel voor dit voorstel van de heer Pothuizen over te nemen en de zaak een maand aan te houden. Het voorstel wordt aangehouden.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1989 | | pagina 81