12 april 1990
- 27 -
even over de aard van de voorstellen- om te betalen uit die pot. Dat waren
voorstellen van structurele aard, bijvoorbeeld de KinderboerderijMaar ik
zeg dan toch wel tegen de raad ook nu dat wij destijds gezegd hebben dat
wij dat bij de voorjaarsnota zouden meenemen, dat personeel van De Kinder
boerderij. Ik herinner het mij nog als de dag van gisteren, dat dat hier
gezegd is. De WD zegt dan: is dat toch eigenlijk nu niet van structurele
aard? Als je het totale lijstje ziet, hebben ze daar ook weer gelijk in.
Dus misschien is het goed, voorzitter, om in de commissie financiën daar
toch nog eens even over te spreken welke soort voorstellen dan wel juist
zijn. Aan de andere kant mag het ook weer niet te incidenteel zijn. Er is
zojuist weer een voorbeeld genoemd dat dan weer te incidenteel is en
misschien weer niet hier zou moeten worden genoemd. Wel, het is ook niet
eenvoudig natuurlijk, het leven van een wethouder financiën. Maar wij
blijven volhouden en ik geloof dat wij toch in de helderheid ten opzichte
van vijf, zes jaar geleden, zijn geslaagd. Want een voorstel met
betrekking tot bijvoorbeeld die intensieve taalcursus -de heer Visser zegt:
nu kan ik weer thuiskomen- had zes jaar geleden niet zo snel gekund,
mijnheer Visser.
Heer VISSER: Toen kon ik om andere dingen niet thuiskomen, maar u hebt
gelijk.
Wethouder MENNE: Voorzitter, ik denk dat het goed is. Aanvankelijk was dit
een financiële nota, we hebben het in de commissie financiën natuurlijk
uitgebreid erover gehad. Er is altijd een verleiding om ook naar inhoud
verschillende onderdelen ook nog eens in financiën te bespreken. Ik zal me
daar nu niet aan bezondigen en voor wat betreft de overige vragen er alleen
nog als ze blijven liggen, in een latere instantie vanwege de financiële
kant ervan nog op ingaan.
De rentezorg, fluistert de gemeentesecretaris mij in. Inderdaad, ik heb in
het begin gewezen op de aankondigingen. De ontwikkeling van de rente, daar
moeten we alert op zijn. Er zal zo spoedig mogelijk, als dat nodig is, in
de financiële commissie verteld worden wat concreet als extra last -een
externe factor- op ons afkomt.
Wethouder KINGMA: Voorzitter, er zijn twee opmerkingen gemaakt door de heer
Baks waar ik op moet reageren. Hij heeft iets gezegd over het vertaalwerk,
een onderdeel van de post voorlichting minimabeleid. Ik denk dat ik het al
in de commissie heb gezegd, dus laat ik nog maar kort één opmerking erover
maken, want de rest is keurig terug te vinden in de notulen van de
commissievergadering. Het vertaalwerk hoort onder de bestuurskosten
minderheden, maar is in dit geval vanzelfsprekend een onderdeel van het
voorlichtingsbudget dat bij de afdeling sociale dienstverlening hoort. Het
is niet de gewoonte en nooit de gewoonte geweest om de commissie minder
heden advies te vragen over de kosten die de gemeente moet maken om te
zorgen voor een behoorlijk voorlichtingsbeleid als het om minderheden
gaat. Dat hoort gewoon meegenomen te worden.
De motie van de heer Baks. Daar in eerste instantie het volgende over. Ik
heb in de commissie positief op uw inhoudelijke suggestie gereageerd. Dat
zal u ook niet verbazen, omdat het college in een eerdere instantie ook al
heel nadrukkelijk naar de provincie had gereageerd met een argumentatie die
aangaf dat er twee projecten in de gemeente nodig zouden zijn, één zoals er
nu gestart is bij Groot Engendaal en één psychogeriatrieprojeet bij
Molenschot, zoals helaas nog niet kan starten. We hebben pas op 27 maart,
zoals u hebt gezien bij de stukken die ter inzage zijn gelegd, de
circulaire van de provincie daarover gehad. Die is vanzelfsprekend
onmiddellijk aanleiding om met de provincie in gesprek te gaan omtrent