- u -
1 nei 1990
5 -
iloof
Loof
helpe
helpe
it was
P
jks en
>of ik!"
lijk
;loof
Mevrouw VAN ECK: Dat beloof ik!
VOORZITTER: Mevrouw Gerritse-van Eewilt u mij nazeggen: "Zo waarlijk
helpe mij God almachtig!"
Mevrouw GERRITSE: Zo waarlijk helpe mij God almachtig!
VOORZITTER: Mevrouw Van Gorkum, wilt u mij nazeggen: "Dat beloof ik!"
Mevrouw VAN GORKUMDat beloof ik!
VOORZITTER: Mijnheer Kingma, wilt u mij nazeggen: "Dat beloof ik!"
Heer KINGMA: Dat beloof ik!
VOORZITTER: Mijnheer Krol, wilt u mij nazeggen: "Zo waarlijk helpe mij God
almachtig!
Heer KROL: Zo waarlijk helpe mij God almachtig!
VOORZITTERMijnheer Krijger, wilt u mij nazeggen: "Dat beloof ik!"
Heer KRIJGER: Dat beloof ik!
VOORZITTER: Mijnheer Leeflang, wilt u mij nazeggen: "Dat beloof ik!"
Heer LEEFLANGDat beloof ik!
VOORZITTERMijnheer Van Logtenstein, wilt u mij nazeggen: "Zo waarlijk
helpe mij God almachtig!"
Heer VAN LOGTENSTEIN: Zo waarlijk helpe mij God almachtig!
VOORZITTER: Mijnheer Lokker, wilt u mij nazeggen: "Zo waarlijk helpe mij
God almachtig!"
Heer LOKKER: Zo waarlijk helpe mij God almachtig!
VOORZITTERMijnheer Meilof, wilt u mij nazeggen: "Zo waarlijk helpe mij
God almachtig!"
Heer MEILOF: Zo waarlijk helpe mij God almachtig!
VOORZITTER: Mijnheer Menne, wilt u mij nazeggen: "Zo waarlijk helpe mij God
almachtig!
Heer MENNE: Zo waarlijk helpe mij God almachtig!
VOORZITTER: Mijnheer Plomp, wilt u mij nazeggen: "Zo waarlijk helpe mij God
almachtig
Heer PLOMPZo waarlijk helpe mij God almachtig!
VOORZITTERMijnheer Pothuizen, wilt u mij nazeggen: "Dat beloof ik!"
Heer POTHUIZEN: Dat beloof ik!
mij
